Januari 1947
Een groot aantal uren werd
besteed aan de controle van de sterkteberekeningen.
Als gevolg van de
opmerkingen werden enkele onderdelen gewijzigd.
Februari 1947
Ongeveer 200 uren werden besteed
aan de keuring van de F25.
De berekening van de stuurinrichting is slordig en
zelfs misleidend.
1. Werden de voorgeschreven belastingsgevallen
berekend en later slechts gereduceerd toegepast.
2. Werden de zwakke punten in de constructie (door
Fokker zelf geconstateerd) niet voldoende waarschuwend naar
voren gehaald.
3. Werd bij een te zwak punt in de berekening beter
materiaal verondersteld dan in de stuklijst was opgegeven.
In overleg met de heer Backer
werden de technische tekortkomingen van de F25 en de vermoedelijke oorzaken
ervan
voorgelegd aan de voorzitter van het N.I.V.
In verband met de eventuele
aankoop van zes toestellen door de Rijksluchtvaartdienst t.b.v. de
Rijksluchtvaartschool, waarvoor
deze maand de besprekingen waren gestart, werden
dezelfde punten nog eens besproken met ir. Beeling en ir. Van Meerten.
De serie F25 is geheel anders
dan het prototype en is als een nieuw prototype te beschouwen.
Maart 1947
Wederom werd een groot aantal
uren besteed aan de controle van de F25 berekeningen.
Deze zijn nog dermate
onbetrouwbaar, dat een diepgaande controle nodig is.
En in deze maand werd dan eindelijk begonnen met windtunnelproeven.
April 1947
Wederom werd een groot aantal
uren besteed aan de F25.
De berekeningen zijn ingewikkeld en verward opgesteld
en zijn onbetrouwbaar.
Enkele te zwakke punten in de constructie en
berekeningsfouten werden opgespoord.
In deze maand werden windtunnelproeven
gedaan, voornamelijk in verband met de noodzakelijk gebleken verlenging van de
romp en daarmee die van de aandrijfas.
Op 25 april oordeelde de fabriek het zinvol om een uitgebreid motivering over de diverse keuzes die in verband met de
ontwikkeling van de F25 waren gemaakt naar de minister te sturen.
En daarbij óók haar zienswijze op de publiciteit over de bij die ontwikkeling ontstane problemen.
Amsterdam, 25 April 1947.
Excellentie,
Betreft: Fokker F 25
Wij hebben de eer Uwe Excellentie het volgende te berichten:
Aangezien Drs. J. de Wolff van zijne Excellentie den Minister van Financiën opdracht
had om verslag uit te brengen aangaande het gebeurde en de stand van
zaken omtrent ons
vliegtuigtype F 25 hebben wij hem eenige
mededeelingen gedaan, welke ongetwijfeld Uzelf
en de betrokken ambtenaren van Uw Departement eveneens zullen interesseren.
Wij veroorlooven ons daarom bijgaand een 2-tal exemplaren van deze mededeling bij
te voegen.
Inmiddels verblijven wij, met de meeste hoogachting,
N.V. Vereenigde Nederlandsche Vliegtuigfabrieken Fokker i.o.
w.g. P.J.C. Vos.
Hierbij was een uitgebreide 'geschiedschrijving' gevoegd die ik niet op deze plaats wil weergeven.
Ik heb hem helemaal aan het eind van dit artikel gezet.
Als u het wil lezen vóórdat u hier verder gaat, en dus de
chronologie in stand wenst te houden, kan dat d.m.v. de volgende
verwijzing:
Naar de geschiedenis volgens Fokker.
Mei 1947
De controle van de sterkteberekeningen
eiste weer een groot aantal (150) uren.
De controle van de sterkte nadert het
einde.
Op 7 mei maakte de PH-NBA een buiklanding.
Deze maand stond het toestel ook
op de tentoonstelling te Brussel.
Juni 1947
De controle van de
sterkteberekeningen werd gestopt, daar alle ingeleverde berekeningen behandeld
waren.
Enkele aanvullende berekeningen van nog niet bekeken onderdelen werden
afgewerkt.
Een tussentijdse inspectie en
enkele vliegproeven werden gedaan.
Door de voortdurende wijzigingen
hadden deze werkzaamheden nog niet veel zin.
Een aanvraag voor een Bewijs van
Luchtwaardigheid moest worden afgewezen, daar het toestel nog niet in orde was.
Dit had o.a. tot gevolg dat Frits
Diepen zich teleurgesteld uit het project terugtrok en Fokker de zaak
voortzette met als doel
de productie van 20 serietoestellen.
Geheel voor eigen risico dus.
Begin ontwerp tweede prototype F25-2.
Juli 1947
Advies werd uitgebracht over de
geschiktheid van de F25 als lesvliegtuig voor de RLS: "
Ongeschikt geacht".
Na deze opsomming van de
Rijksluchtvaartdienst bemoeienis volgt een rapport op basis waarvan de
Rijksluchtvaartschool
tot deze conclusie kwam. Ook het (vernietigende) oordeel van de RLD/RLS heb ik aan het eind van dit artikel geplaatst.
Nadat de vorige maand Frits
Diepen uit het project was gestapt en Fokker het voor eigen risico voortzette,
werd nu toch
besloten de aanvraag voor een Bewijs van Luchtwaardigheid voor een
verkeersvliegtuig te wijzigen in die voor een
experimenteel toestel.
Over de rest
van 1947 heb ik geen maandverslagen en kan ik dus geen gedetailleerde
informatie geven over de voortgang
van het project.
De tekeningen en berekeningen
stroomden bij de Rijksluchtvaartdienst binnen.
De samenwerking was echter
bepaald niet vlot.
De RLD had nogal wat kritiek, hoofdzakelijk in verband met de
uitvoering.
In
z'n
algemeenheid kan worden gezegd dat de serieproductie werd opgestart.
September 1947
Na de eindinspectie door de RLD ("Vliegtuig zeer slordig") zou het ter beschikking gesteld worden aan de Rijksluchtvaartschool.
November 1947
Op een bespreking over de nog 'hangende punten' belooft Fokker een vlotte afhandeling.
Januari 1948
Serie F25 (20 stuks).
Van 9
stuks zijn de vleugels gereed en gecontroleerd evenals romp voor- en
achterstukken en rompbodems.
De verdere afbouw wacht op onderstellen en op
onderdelen door industrie "Vaassen" te leveren.
De eerste F25 in de serie wordt
gemonteerd. Van de overige 11 stuks zijn de vleugel gedeeltelijk gereed en
gecontroleerd;
men is nog bezig met het vervaardigen van de romp voor- en
achterstukken, alsmede de staartdragers, stabilisatievlakken
en roeren.
Hieraan
wordt voortdurend controle uitgeoefend.
Voor de PH-NBA werd een Bewijs
voor Luchtwaardigheid uitgereikt, met dien verstande dat er slechts één
passagier mag
worden vervoerd.
Deze maand breekt de neuswielstijl tweemaal.
Februari 1948
Serie F25.
Van 13 stuks zijn de
vleugels thans gereed en gecontroleerd.
Van de overige zeven stuks zijn de
vleugel gedeeltelijk gereed en gecontroleerd.
Men is bezig met het vervaardigen
van de romp voor- en achterstukken en rompbodem.
Hierbij wordt voortdurend controle
uitgeoefend.
Eveneens zijn de roeren,
kielvlakken en remkleppen in aanbouw; ook hierbij wordt voortdurend controle
uitgeoefend.
Bij de eerste F25 van de serie
is men begonnen met het inbouwen van de motor.
Maart 1948
Serie F25 (20 stuks).
Van 16
stuks zijn de vleugels gereed en gecontroleerd evenals de romp voor- en
achterstukken en rompbodem.
Van de overige vier stuks zijn de vleugels
gedeeltelijk gereed en gecontroleerd.
Bij het vervaardigen der overige
delen wordt voortdurend controle uitgeoefend.
De berekeningen zijn nagenoeg
compleet.
Men is nog steeds bezig met het
monteren van de eerste F25 van de serie.
April 1948
Serie F25.
Van 16 stuks zijn de
vleugels klaar en gecontroleerd.
De overige 4 stuks zijn nog in
aanbouw en zijn gedeeltelijk gecontroleerd.
Bij de aanbouw van de rompbodems,
romp voor- en achterstukken wordt voortdurend controle uitgeoefend, evenals
bij
de aanbouw van staartvlakken en kleppen.
Bij de eerste F25 van deze serie
is men bezig met de eindmontage; regelmatig gecontroleerd.
Mei 1948
Serie F25.
Het eerste toestel
van de serie is ter eindkeuring aangeboden, de RLD had veel opmerkingen.
In bewerking zijn:
1 F25 prototype PH-NBA
1 F25 eerste serie-type PH-NBG
19 F25 serie-type.
Een standtrilproef op het tweede
prototype werd bijgewoond.
Het vertoonde dezelfde frequentie en trilvormen als
het eerste prototype.
Het tweede prototype F25 is ter
keuring aangeboden.
Het vliegtuig is nog niet klaar, er werden plm. 100 fouten
geconstateerd waarvan enkele reeds waren geconstateerd
bij het eerste prototype.
De vliegproeven kunnen derhalve nog geen doorgang vinden.
Juni 1948
Serie F25.
Het tweede toestel
van de serie nadert zijn voltooiing.
Bij het derde en het vierde toestel is men
bezig met de montage der hoofddelen.
Verder is men bezig met de voormontage van
de leidingen enz. op de rompbodems der volgende toestellen.
Op deze
werkzaamheden wordt regelmatig controle uitgeoefend evenals op de fabricage der
diverse onderdelen.
In bewerking momenteel: 19 stuks F25
-serie type.
Het tweede prototype F25
gekeurd.
Bespreking met Fokker waaruit bleek dat daar nog geen voldoende
leiding is, zodat de verschillende afdelingen
onafhankelijk van elkaar werken.
Bewijs van Luchtwaardigheid voor
beperkte duur uitgereikt.
De startprestaties net voldoende
voor velden als Ypenburg.
Daar nog niet bewezen is, dat het uitzicht bij regen
of sneeuw voldoende is en ook onvoldoende ijsbestrijdingsmiddelen
aangebracht
zijn, wordt een beperking opgelegd.
F25-2 mag alleen met goed weer vliegen.
Ook radio nog niet aanwezig.
Juli 1948
Serie F25.
Het tweede vliegtuig,
PH-NBS, werd afgeleverd aan de eigenaar.
Het derde vliegtuig, PH-NBK, werd aan
de eindinspectie onderworpen en nadien naar Schiphol vervoerd voor de
eindmontage en beproeving.
De opbouw van de volgende
vliegtuigen van deze serie vindt voortgang en wordt regelmatig gecontroleerd,
evenals de
fabricage der afzonderlijke onderdelen.
Aan het tweede prototype van de F25-2
(PH-NBG) kon eindelijk na inspectie en proefvlucht een
beperkt
Bewijs van
Luchtwaardigheid worden uitgereikt, geldig voor drie maanden.
In
deze tijd kon Fokker de nog hangende punten, voor het merendeel het ontbreken
van certificaten van onderdelen en
nog enkele proeven in verband met het
vliegen bij slecht weer, in orde maken.
Met dezelfde beperkingen werd een
tijdelijk Bewijs van Luchtwaardigheid uitgereikt voor
het eerste toestel van deze
serie, de PH-NBI.
Augustus 1948
Serie F25.
Het derde en vierde serievliegtuig
zijn gecontroleerd en afgenomen.
De bouw der volgende vliegtuigen gaat voort en
wordt regelmatig gecontroleerd.
In bewerking zijn de vliegtuigen:
16 stuks F25
5e serietoestel PH-NBL
6e serietoestel PH-NBH
De nog niet afgehandelde punten
van de voorlopig goedgekeurde F25-2 werden met Fokker besproken.
Het betreft hier voornamelijk het
handboek en ontbrekende gegevens en certificaten van ingebouwde onderdelen.
De ingebouwde
Graviner-brandmelder en brandblusinstallatie werden beproefd en de uitvoering
en de waarschijnlijk
onvoldoende capaciteit
werden ook met de vertegenwoordigers van de Gravinerfabriek besproken.
Hierbij bleek dat Fokker niet
voldoende overleg had gepleegd met Graviner om de beste constructie te krijgen.
Naar de storing aan de schroef
van de F25-2 PH-NDP op 11 augustus werd een onderzoek ingesteld.
September 1948
Serie F25.
Het vijfde, zesde en
zevende vliegtuig van de serie (PH-NBL, PH-NBM en PH-NBN) werden aan de
volledige
eindinspectie onderworpen.
In bewerking zijn de volgende
toestellen:
13 stuks F25 serietype.
Op 1 oktober vervallen de Bewijzen
van Luchtwaardigheid van alle F25-2 vliegtuigen.
In verband hiermede werden
inspecties en een proefvlucht verricht met de PH-NBL en moest ook nog een
aanvullende
sterkteberekening worden gecontroleerd.
De proeven over het vliegen
in regen zijn nog steeds niet gedaan.
Zeer waarschijnlijk is het uitzicht
onvoldoende.
Oktober 1948
Serie F25.
Het achtste en
negende vliegtuig van deze serie werden aan een volledige eindinspectie
onderworpen.
Er moeten nog enkele veranderingen worden aangebracht.
In bewerking zijn:
11 stuks serietype PH-NBS enz.
Met de Fokker F25-2 werd in samenwerking
met de RLD-vlieger Kamminga een proefvlucht gemaakt door licht en
zware
regenbuien om het uitzicht te beoordelen.
Het uitzicht was bevredigend en
de gebruiksbeperking van het Bewijs van Luchtwaardigheid kon worden geschrapt.
Ter afhandeling van nog hangende
punten werden nog een drie-uurs vlucht gemaakt.
De situatie is momenteel dat twee
vliegtuigen, de PH-NBK en de -NBL een Bewijs van Luchtwaardigheid hebben, maar
nog iets veranderd moeten worden, terwijl een vijftal andere nagenoeg klaar
zijn.
Voor de PH-NDP werd een
tijdelijk Bewijs van Luchtwaardigheid uitgegeven in verband
met een inspectiereis van
Z.K.H. Prins Bernhard.
Tijdens die reis weigerden de
remmen.
November 1948
Serie F25.
Op de aanbouw van
deze vliegtuigen werd geregeld controle uitgeoefend.
Met de eindinspectie wordt
nog gewacht tot alle wijzigingen zijn uitgevoerd.
Voor het aanbrengen van de
verplicht gestelde wijzigingen werden een aantal reeds afgeleverde vliegtuigen
teruggebracht
naar de fabriek.
In bewerking zijn:
15 stuks F25 serietype.
Een rapport over een storing aan
de Aeromatic-schroef gemonteerd op het vliegtuig PH-NDP, type Fokker F25-2,
tijdens een vlucht op 11 augustus 1948 werd afgesloten (voor intern gebruik).
De typekeuring van de F25-2 is
beëindigd, op het inleveren van enkele certificaten van kleine onderdelen na.
Enkele
typeveranderingen aan de F25-2 werden gecontroleerd.
Momenteel hebben vijf vliegtuigen
van het type F25-2 een Bewijs van Luchtwaardigheid, t.w. de
PH-NBK, -NBL,
-NBM, -NBR en -NDP.
December 1948
Serie F25.
Gedurende de
verslagmaand werden geen vliegtuigen van dit type voor eindinspectie
aangeboden.
Regelmatig werd controle uitgeoefend op de werkzaamheden.
De Bewijzen van Luchtwaardigheid
van de vliegtuigen van dit type zijn nog steeds geschorst.
In bewerking zijn:
20 stuks F25 serietype.
Het F25 vliegtuig PH-NBR maakte
op 7 december ten gevolge van een storing aan de luchtschroef een noodlanding
bij
Parijs, waarbij het vrij ernstig werd beschadigd.
Hangende het onderzoek, werd het Bewijs
van Luchtwaardigheid van dit vliegtuig,
alsmede van
alle andere vliegtuigen
van dit type die met eenzelfde luchtschroef zijn
uitgerust, geschorst.
Bij onderzoek van de Aeromatic-schroef
bleek, dat een boutje ondanks borging
kon lostrillen en daardoor weg kon lopen.
Door NV Frits Diepen Vliegtuigen is een nieuwe afdichting en borging
uitgevoerd, die een veel betere afdichting en goede
borging geeft. Hiermede is
10 uur proefgevlogen.
Verder traden enige scheuren op
in schroefasblokjes.
Vermoedelijk ligt de oorzaak in
temperatuurspanningen, ontstaan door temperatuurverschil tussen enkele staven
van het
bokje en het carter van de motor.
Fokker zal nog onderzoeken of er ook
schadelijke trillingen van de schroef afkomstig zijn.
Deze maand werd met de F25-2 bij
de Rijksluchtvaartschool in totaal 10.15 uur gevlogen, waarvan 4.00 uur door
leerlingen
en 6.15 uur als dienstvluchten.
Januari 1949
Serie F25. Alle vliegtuigen van
dit type, uitgezonderd de PH-NBL en NBR, die uit Spanje teruggeroepen zullen
worden,
bevinden zich nog steeds bij Fokker.
Er zijn moeilijkheden gerezen in
verband met de aantasting van de electron gietstukken.
Deze worden opnieuw gebeitst en
gelakt. In samenwerking met Fokker, Vaassen en Sikkens werd dit probleem
onderzocht.
In bewerking zijn de toestellen:
18 stuks F25 serie-type.
De Aeromatic-schroef geeft
opnieuw moeilijkheden (kogellagers en tandwielen).
Februari 1949
Serie F25.
Order
Reg.
No.
No.
1 6067 PH-NDP Schiphol,
komt naar de Fokkerfabriek voor reparatie.
2 6069 PH-NBI Fabriek,
bovenkant met linnen beplakt en opnieuw gespoten.
3 6070 PH-NBK Schiphol,
komt terug naar fabriek.
4 6068 PH-NBH Schiphol,
komt terug naar fabriek.
5 6071 PH-NBL Spanje,
komt terug naar Fokkerfabriek.
6 6072 PH-NBM Diepen,
Bewijs van Luchtwaardigheid.
7 6073 PH-NBN Fabriek,
wordt opnieuw bespoten, niet beplakt.
8 6074 PH-NBO Fabriek,
wordt opnieuw bespoten, niet beplakt.
9 6075 PH-NBR Spanje,
komt terug naar fabriek.
10 6076 PH-NBS Fabriek, wordt opnieuw bespoten, niet
beplakt.
11 6077 PH-NBT Fabriek, wordt beplakt en bespoten.
12 6078 PH-NBU Fabriek, wordt beplakt en bespoten.
13 6079 PH-NBV Fabriek, wordt beplakt en bespoten.
14 6080 PH-NBW Fabriek, wordt beplakt en bespoten.
15 6081 PH-NBY Fabriek, wordt beplakt en bespoten.
16 6082 PH-NBZ Fabriek, geheel gemonteerd, moet nog
bespoten worden.
17 6083 PH-NCA Fabriek, geheel gemonteerd, moet nog
bespoten worden.
18 6084 PH-NCB Worden
19 6085 PH-NCC waarschijnlijk
20 6086 PH-NCD
reservedelen.
In tegenstelling tot wat er in deze lijst wordt vermeld, is c/n 6084 nog wel afgebouwd,
het toestel werd op 18 augustus 1949 naar Soesterberg overgevlogen.
En ook in tegenstelling tot wat elders altijd wordt beweerd, zijn dus alleen de laatste
twee niet meer gemonteerd. Dus niet de laatste vier.
Van de meeste toestellen is precies bekend op welke datum ze naar Soesterg overgevlogen
werden, óók van de PH-NCA en PH-NCB! Zie hiervoor de registerpagina's op deze site.
Ook de elders met enige regelmaat gedane bewering dat bij beëindiging van het project er
al een 21ste exemplaar in aanbouw zou zijn is meer dan onwaarschijnlijk.
Natuurlijk is het bij seriebouw niet ongebruikelijk dat er van bepaalde onderdelen meer
vervaardigd worden dan voor de bouw van het geplande aantal vliegtuigen benodigd is,
maar in februari 1949 stond al vast dat (minstens) de laatste twee toestellen (de 19de
en 20ste) niet meer geassembleerd zouden worden.
Dat er dan nog een 21ste op stapel gezet zou worden moet een fabel zijn!
Foto's van 'actieve' F25's zijn schaars omdat ze al snel wegens de onverkoopbaarheid
naar Soesterberg werden gevlogen voor opslag.
Van Mike Hoff kreeg ik nog de twee hieronder door zijn vader, die bij de RLS werkte,
op Gilze-Rijen gemaakte foto's.
Het betreft de PH-NBK die actief geweest is in de periode sept. 1948 tot mei 1949,
waarna hij op Soesterberg werd opgeslagen.
Gebleken is, dat de verf,
waarmede de electron-gietstukken geverfd waren, niet deugdelijk was en daardoor
corrosie toeliet.
De gietstukken zijn gedemonteerd, gereinigd, opnieuw gebeitst
en van nieuwe verf voorzien.
In verband met het scheuren en
het optreden van breuken in de afsteuningsbuizen van de motorbok, zullen nieuwe
proeven
genomen worden.
Het gebruik van de
Aeromatic-duwschroef op de F25-2 werd opnieuw een onderwerp van onderzoek,
daar het mechanisme
in de naaf van één
dezer
schroeven in Januari gebroken was na een vrij klein aantal bedrijfsuren.
De oorzaak van de breuk leek te
liggen in een montagefout bij Avio-Diepen, samen met het breken van een kogel
in één
der kogellagers.
Daar deze kogellagers vaker moeilijkheden hebben
opgeleverd, zal nu het gedrag
van deze lagers nauwkeurig
worden
gecontroleerd.
De Bewijzen van Luchtwaardigheid
voor de Fokker F25-2 vliegtuigen zullen pas na een bevredigend resultaat der
waarnemingen weer uitgereikt worden.
Maart 1949
Met de PH-NBM, welke te Ypenburg
gestationeerd is, zullen in verband met breuken in de afsteuningsbuizen
proeven
worden genomen. Nieuwe afsteuningsbuizen worden aangemaakt met
opgelaste schetsplaten.
Na ca. 13 uur vliegen bleek een
lip van een der schetsplaten gescheurd te zijn; tevens was een bout of tapeind
afgebroken
van een der console's voor ophanging motor.
Deze gevallen zullen nu worden
onderzocht door ir. De Haan van Fokker door middel van trilproeven; een rapport
hierover is
binnenkort te verwachten.
Er wordt aan Fokker medegedeeld dat er pas na 100 vlieguren een BvL zal worden uitgereikt.
April 1949
In verband met
het optreden van scheuren in de trekstaven van de schroefbok van de F25-2 is
bij Fokker nagegaan, welke
punten aanleiding tot het optreden van scheuren
geven en op welke wijze deze onderzocht worden.
Door Fokker zijn aan bedoelde
trekstaven spanningsmetingen verricht, zowel koud als warm, met draaiende
schroef op de
grond en in de lucht.
Uit de proefresultaten kan
geconcludeerd worden, dat de dynamische spanningen, welke in de vlucht
ontstaan, de grootste
oorzaak zijn. Deze proefnemingen werden regelmatig
bijgewoond. Een rapport hierover moet nog verschijnen.
Een rapport over een
gewichtsverhoging (veroorzaakt door ander verfprogramma der vleugels) van de F25-2
werd bestudeerd.
De gewichtsverhoging werd niet toegestaan.
De toelaatbaarheid van de
toepassing van de Aeromatic-220 schroef op de F25-2 werd weer onderzocht.
Bij een stafbespreking op de
Fokkerfabriek werd besloten de F25-vliegtuigen op te bergen in een militaire
loods te Soesterberg.
In verband hiermede werd een bezoek aan Soesterberg
gebracht.
Het is de bedoeling dat personeel
van Z.K.H. Prins Bernhard de motoren conserveert en de instrumenten regelmatig
onderhoudt.
- Vier F25-2 vliegtuigen staan
nu te Soesterberg, t.w. PH-NBI, -NBT, -NBU en -NBV.
- De PH-NBL en -NBR komen uit
Spanje terug en hebben dezelfde gebreken.
- De PH-NBM is bij de firma
Diepen.
- De PH-NBH, -NBK, -NBN, -NBO,
-NBP, -NBS en -NBW staan bij Fokker-Amsterdam.
- De PH-NBA en -NBY staan te
Schiphol.
Mei 1949
Met een F25-2 vliegtuig werden
trilproeven genomen door ir. De Haan om een oplossing te vinden voor de breuken
die
optreden in de motorbok.
Wanneer de proeven beëindigd zijn en een positief
resultaat is gevonden, zal nader overleg worden gepleegd met de
Rijksluchtvaartdienst.
De twee laatste F25-vliegtuigen
worden verder afgebouwd.
Een verzoek om gewichtsverhogen tot 1435kg toe te staan werd afgewezen, energie-opname van onderstel is onvoldoende.
De
reeds
afgeleverde F25-vliegtuigen worden verzameld op Soesterberg en daar voorlopig
opgeborgen.
Juni 1949
Het onderzoek betreffende de
bevestiging van de schroefbok van de F25-2 werd in samenwerking met Fokker
bestudeerd
en de noodzakelijk te verrichten vermoeidheidsproeven en
spanningsmetingen vastgesteld.
De proeven en metingen zijn
inmiddels voor het grootste deel verricht en de veranderingen zijn
reeds beproefd.
Het resultaat is tot nog toe bevredigend.
Op de Fokkerfabriek zijn nog drie
toestellen van het type F25 aanwezig.
Twee daarvan worden niet gemonteerd.
De schroef wordt nu ook
onderzocht.
De vliegproeven worden nog
voortgezet; een rapport zal aan de Rijksluchtvaartdienst gezonden worden.
Juli 1949
Ontheffing werd verleend voor de F25-2
PH-NDP om door de Rijksluchtvaartschool te worden beoordeeld in verband met
eventuele aanschaffing.
De ontheffing was verleend op
voorwaarde, dat de vluchten werden beschouwd als proefvluchten, waarbij gewezen
moest
worden op het feit, dat de motorinstallatie nog niet voldoende onderzocht
was.
Bij deze demonstraties van de
Rijksluchtvaartschool is de koppeling van de verlengde as gebroken.
Augustus 1949
F25-2.
Een vermoeidheidsproef op
de voorschotels voor de schroefbokophanging werd bij Fokker bezichtigd.
Het probleem door de verlengde
cardanas gesteld is nog steeds in studie.
De dislocatie van de toestellen
is momenteel:
- 14 op Soesterberg
- 2 op Schiphol
- 2 in Spanje, door hagelbui vernield
- 2 onafgeleverd op de fabriek, worden
gebruikt als reservedelen.
NB. Elders wordt beweerd dat de vernieling van de PH-NBL en PH-NBR al in 1948 gebeurde. Dat kan niet correct zijn, tot aan
augustus 1949 wordt er in de statussen van deze twee met geen woord gerept over schade, integendeel!
Mijn gegevens zeggen dat ze vanaf januari 1949 in Spanje waren, dat de schade ontstond in september 1949 en dat de
beschadigde toestellen in december 1949 over de weg naar Nederland werden teruggebracht.
En hier werden ze op Schiphol gesloopt, onderdelen werden door een
werknemer (dhr. De Boot) mee naar huis genomen en bestaan nu (2023) nog!.
Mogelijk dat de noodlanding van de PH-NBR bij Parijs op 7.12.1948 geschiedde op de uitreis naar Spanje.
Over de volgende periode heb ik
geen maandverslagen maar het is al duidelijk zichtbaar dat het project ten
einde loopt.
Er zullen nog wat testen zijn uitgevoerd, maar waarschijnlijk meer
uit wetenschappelijke nieuwsgierigheid dan met als doel
het project commercieel,
zo mogelijk, nog wat leven in te blazen.
Ook de bewering in Fokker PR-materiaal dat het toestel
óók (! HD) zeer geschikt zou zijn voor de landbouw of
inzetbaar
bij insectenbestrijding heeft geen enkele potentiële klant opgeleverd.
Uit het bovenstaande wordt trouwens
ook niet duidelijk of de twee 'Spaanse' machines PH-NBL en -NBR ook
daadwerkelijk
naar Nederland teruggebracht zijn. Uit documentatie van Fokker blijkt dat mijn vermoeden dat slechts de motoren
en de
instrumenten teruggekomen zouden zijn, niet correct is.
In de planning van de
Rijksluchtvaartdienst kom ik
tenslotte nog bij
september 1950 deze opmerking tegen
"
Tijdstip
waarop eventueel F25-2 vliegtuigen aan de Rijksluchtvaartschool zouden moeten worden
geleverd"
Zoals gezegd, technisch en
commercieel was het toestel een fiasco.
Toch zijn er een paar
-hardnekkige- geruchten waarover
meer informatie zéér op prijs zou worden gesteld.
Het zijn geruchten over mogelijke
verkopen die in ieder geval niet doorgingen en vermoedelijk slechts hun
oorsprong
vonden in 'wishfull thinking'.
- Er zou een zestal verkocht zijn
aan een Spaans luchttaxibedrijf.
Rechts een
wel heel optimistische Courant (Heerenveensche Koerier 7.12.1946),
geheel in lijn met het in de inleiding geschetste sentiment t.a.v. het
'Nederlands product'.
De
dagbladpers weet te melden (op 1.11.1946) dat de firma Schreiner & Co een
export-order binnengehaald heeft voor: "elf Fokker F25
vliegtuigen welke aan een importeur in Denemarken zullen
worden geleverd".
|
|
-
Volgens de luchtvaartpers (AVIA 15.8.1948) werd de PH-NBI verkocht aan de heer Burgerhout te Den Haag.
Deze koop is
ongetwijfeld niet doorgegaan toen bleek dat voor het toestel geen Bewijs
van Luchtwaardigheid zou
worden uitgereikt.
Hierbij moet wél worden aangetekend dat de heer
Burgerhout in begin september 1948 met een Promotor naar Oslo (en
terug) vloog.
In Avia van 1.10.1948 staat daarover een verslag dat
uitblonk in enthousiasme voor de Promotor en ook de heer Burgerhout
bleek
enthousiast over het toestel. Kortom, geheel in de stijl waarin destijds Fokker-producten werden besproken.
Zie daarvoor ook de openingsalinea's van dit artikel.
- Kunnen de bovenstaande geruchten nog afgedaan worden met wishfull
thinking, in het geval van de PH-NBR is er toch
duidelijk van een
-uiteindelijk niet doorgegane- transactie sprake.
We zien
hieronder drie documenten die daar geen twijfel over laten bestaan:
* BvI No. 661 uit het tweede Register. De tenaamstelling
is al gewijzigd in H.J.A. Castelijns, wèl met de opmerking "
nog niet
off. overgeschreven 28.1.49"
* De aanvraag tot overschrijving met ondertekening door "Vorige eigenaar" en "Tegenwoordige eigenaar".
* BvI No. 199 uit het Derde Register (per 28.2.1949)
waarop in eerste instantie dus ook de naam van Castelijns was ingevuld.
Na niet doorgaan van de transactie dus weer gecorrigeerd.
In het Register-gedeelte van deze
site worden de inschrijvingsgegevens van alle bovengenoemde toestellen vermeld.
Die wilde ik hier maar niet herhalen, maar slechts verwijzen naar de
hoofdstukken "Tweede Register" en "PH-N**" in het
Derde
Register.
Alle toestellen zijn
tenslotte gesloopt, de meeste op Soesterberg dus, en hun
inschrijving in het N.L.R. werd op 17 oktober 1952 doorgehaald.
Alleen de PH-NDP hield het wat
langer uit, tot 4.8.1955, althans wat de inschrijving betreft, het Bewijs van
Luchtwaardigheid was
al op 25.8.1952 verlopen.
Hoewel er in de jaren daarna, mèt ontheffing natuurlijk, wèl mee gevlogen werd.
De laatste F25 die 'ons ontviel' was de PH-NBT die nog jaren bij de
Luchtvaarttechnische School in Den Haag dienst deed
als
lesmateriaal maar tegen het eind van de jaren vijftig,
vermoedelijk in 1958, ook werd gesloopt.
Op de site "Nederlandse Luchtvaart" publiceerde Mindert Dusselaar een
tweetal foto's van de Siebel en de Storch van prins Bernhard.
Ze waren op Soesterberg genomen en op de achtergrond zijn de opgeslagen Promotors te zien.
De derde foto heb ik van de site van het NIMH geplukt.
Het oordeel van de Rijksluchtvaartschool
Top
In bovenstaand artikel is al enige malen gewag gemaakt van het oordeel
van de Rijksluchtvaartschool over dit
Fokkerproject.
Het zou natuurlijk ook een ideale situatie zijn geweest, Fokker die
dringend om werk verlegen zat en de
Rijksluchtvaartschool die naarstig op zoek
was naar nieuw materieel.
Het afwijzen van de Promotor door de Rijksluchtvaartschool lag
dientengevolge zeer gevoelig en moest met goed
onderbouwde argumenten
gepresenteerd worden.
In een brief aan de minister d.d. oktober 1949 werd hier ruimschoots
aan voldaan!
Vooral de inhoud van de Bijlagen I en IV is dusdanig dat een definitief
oordeel over de F25 kan worden gevormd.
De Heer Minister,
De Rijksluchtvaartschool heeft
nodig 1-motorige vliegtuigen met een betrekkelijk laag motorvermogen, geschikt
voor 3 personen,
die bestemd zijn om op goedkopere wijze dan
zulks
met Harvard- of Beechcraftvliegtuigen het geval is, het overlandvliegen en het
uitvoeren van landingsprocedures te beoefenen.
Reeds in
1947 is contact gezocht met de Fokkerfabriek in verband met de omstandigheid,
dat deze fabriek een vliegtuigtype in
ontwikkeling had, t.w. de Fokker F25
Promotor, dat misschien voor bovenstaand doel, zij het met enige wijzigingen
zou kunnen
worden gebruikt.
Tegelijkertijd werd contact
opgenomen met enkele buitenlandse
fabrieken, t.w. The
North American Corporation, die de "Navion"
kon leveren, de Beech
Aircraft Corporation, die de "Bonanza" kon leveren alsook met de
Zweeds fabriek SAAB, die de "Safir"
in serieproductie had.
De "Promotor" was
toentertijd niet gereed en teneinde het Nederlandse product
de beste kansen te geven, werd de bestelling
opgeschort.
De Fokkerfabriek kon eerst in
November van 1948 de Promotor ter beproeving afstaan aan de
Rijksluchtvaartschool.
Deze beproeving moest echter ontijdig worden afgebroken
wegens moeilijkheden met de luchtschroef.
Daarna is nog tweemaal dit
vliegtuigtype ter beproeving bij de Rijksluchtvaartschool geweest, doch beide
malen moest het vliegen
worden onderbroken wegens een zeer ernstige storing aan
de voortstuwingsinstallatie.
In punt 4 van de Bijlage I is nog
eens uitgezet welke de moeilijkheden bij de Promotor zijn en hoe deze zijn
ontstaan.
De Fokkerfabriek heeft, hoewel de
gebreken aan de Promotor niet verholpen zijn en het zelfs
geenszins
vaststaat, dat deze
gebreken afdoende verholpen kunnen worden, een offerte
ingediend voor levering van dit vliegtuigtype, waarvan afschrift hierbij
is gevoegd
(Bijlage).
Ik heb de offerte uitvoerig door
deskundigen van mijn dienst laten onderzoeken en op grond van dit onderzoek heb
ik tot mijn
leedwezen moeten besluiten niet op de
aanbieding van de Fokkerfabriek in te gaan. Een afschrift van de brief die ik
terzake
aan Fokker heb gezonden voeg ik hierbij
ter
Uwer inlichting (Bijlage V, niet aangetroffen, HD).
Aangezien ik mij bewust ben, wat
deze beslissing voor de NV Koninklijke Nederlandse Vliegtuigenfabriek
"Fokker" betekent,
meen ik goed te doen U hieronder uitvoerig de
redenen mede te delen, welke mij tot dit besluit hebben gebracht.
BIJLAGE
I
1. Levertijd
De offerte geeft de volgende
levertijden op:
1e vliegtuig
6 maanden na
bestelling
2e t/m 4e vliegtuig
7 maanden na bestelling
5e t/m 8e vliegtuig
8 maanden na bestelling
Van een bestelling kan echter
eerst sprake zijn, nadat een afdoende oplossing is gevonden voor de hierboven
reeds
gesignaleerde moeilijkheden en het vliegtuigtype
betrouwbaar blijkt te zijn.
Deze
verbetering van de constructie zal geruime tijd vergen, waarbij opgemerkt moet
worden, dat de Fokkerfabriek na
de nu bijna 2 maanden geleden opgetreden
gebreken nog steeds niet een gewijzigde constructie heeft uitgevoerd of in de
gelegenheid is geweest een gewijzigde constructie uit te voeren.
Voor goedkeuring van de
gewijzigde constructie is een langdurige vliegbeproeving (200 uren)
noodzakelijk, welke zeker
enige maanden in beslag zal nemen.
Aangenomen kan worden dat pas
over
tenminste 6 maanden aangetoond kan zijn, dat de
Promotor een betrouwbaar,
luchtwaardig vliegtuig is.
Aangezien buiten
de bovengenoemde 200 uur ook uit anderen hoofde een
intensieve beproeving noodzakelijk is, een
beproeving tot op heden nog niet
heeft plaatsgevonden.
Het hierbij onder punt 2 gevoegde
overzicht geeft wel duidelijk weer hoe langzaam de ontwikkeling van dit
vliegtuigtype is
geschied.
De ontwikkelingstijd is bijna
vier jaar geweest, terwijl voor een dergelijk eenvoudig vliegtuig waarvan
reeds voor de oorlog in
Nederland een overeenkomstig type,
de Schelde S-20, gebouwd is, hoogstens een jaar nodig mag zijn.
Aannemende dat na de bestelling
over 6 maanden de levertijd van 6 maanden met 2 maanden kan worden verkort,
aangezien de fabriek in deze 6 maanden de constructie van de wijzigingen, nodig
om de Promotor als lesvliegtuig geschikt te
maken (inbouw dubbele besturing,
radio e.d.)
reeds kan uitvoeren, zou dus over 10
maanden,
indien alles goed gaat, het
eerste toestel worden geleverd.
Aangezien gedurende deze 10
maanden met duurder materieel moet worden doorgevlogen, betekent dit naar
schatting een
verlies van ƒ. 200.000
,-.
40 Leerlingen ieder 40 uur op
klein vliegtuig à ƒ 80
,-/uur in plaats van 25 uur
Harvard à ƒ 175
,-/uur en 15 uur Beech à ƒ 250,-/uur
geeft:
(25 x 175 + 15 x 250) -
40 x 80) x 40 = ƒ 197.000,-
Feitelijk moet niet alleen met
het verlies in de cursus 1950 maar ook nog met de cursussen '48 en '49 rekening
worden gehouden,
daar de R.L.S.
reeds in de zomer 1947
de kleinere vliegtuigen nodig had.
Het financiële verlies bedraagt
nu
reeds dus ongeveer een half miljoen.
Behalve dit berekenbare
financiële verlies zal het nog langer op sleeptouw houden ook zeer bezwaarlijk
zijn wegens het tekort
aan vliegtuigen bij de R.L.S.
De opleiding van de door de
K.L.M. zo dringend nodige verkeersvliegers wordt daardoor zeer ernstig
vertraagd.
Voor de daardoor ontstane financiële
verliezen kan moeilijk een enigszins betrouwbare schatting worden gedaan.
Oók moet in beschouwing genomen
worden dat de levensduur voor de dure Beechcraft toestellen onnodig verkort
wordt.
2. Vliegeigenschappen en prestaties
Hoewel de Promotor
in het
algemeen goede vliegeigenschappen bezit, heeft het vliegtuig echter ook
enige uitgesproken
slechte eigenschappen en wel de volgende:
a.
Bij het neerlaten van het onderstel gaat de
neus van het vliegtuig omhoog. Bij verreweg de meeste vliegtuigen gaat de
neus
omlaag of is geen verandering van stand merkbaar.
Voor een lesvliegtuig is een
dergelijke afwijkende eigenschap een zeer ernstig nadeel.
Hieraan valt niets meer te doen.
b. Het vliegtuig heeft bij het
binnenkomen voor de landing een te lage snelheid met onderstel neer en kleppen
in.
Fokker zegt, dat met volgas de gewenste snelheid van
120 mijl per uur, om met
de Beechcraft en de Harvard mee te kunnen
vliegen in één circuit, kan worden
bereikt.
Daar volgas vliegen in een
circuit een abnormale manoeuvre is, welke bovendien veel slijtage geeft,
betekent ook deze
eigenschap een zeer belangrijk nadeel van dit vliegtuigtype.
c. De stuurkrachten, in het bijzonder van de
hoogteroerbesturing zijn voor blindvliegoefeningen ontoelaatbaar.
Dit te
verbeteren zou een zeer ingrijpende wijziging nodig maken.
d. De start- en stijgprestaties zijn
dermate gering dat het
levensgevaarlijk moet worden
geacht indien de leerlingen met de
F25 in de wintermaanden op kleinere
vliegvelden zoals Ypenburg starten.
Volgens opgave van Fokker is de
startlengte tot
15 meter
hoogte
690 meter.
Uit veiligheidsoverweging moet er nog een
zekere marge zijn.
Volgens ICAO-voorschriften mag
slechts 75% van de startbaan worden gebruikt om
15 meter hoogte te
bereiken.
Derhalve
zijn banen nodig van
920
meter. De langste diagonaal van Ypenburg is ongeveer
850 meter.
De stijgsnelheid met kleppen en
onderstel in bedraagt 3,5 m/sec. Dit is vergeleken met die van de Beechcraft en
de Harvard
gering voor circuit vliegen. Met wielen en kleppen uit is de
stijgsnelheid 1,6 m/sec.
Het is dus bezwaarlijk na een
mislukte landing behoorlijk door te stijgen,
hetgeen
voor het oefenen van landingsprocedures
noodzakelijk is.
De slechte prestaties worden
veroorzaakt door een slechte aerodynamische vormgeving en een te zware
constructie van het vliegtuig.
Met minder vermogen kunnen betere
prestaties worden bereikt. In plaats van 190 pk moet met 145 pk
volstaan kunnen worden
voor een vliegtuig met het
laadvermogen en de snelheid van de Promotor.
3. Exploitatiekosten
Volgens een bekende vuistregel,
de exploitatiekosten evenredig stellend met het vermogen, zijn de
meerkosten
per uur ten
opzichte van een vliegtuigtype van 145 pk met als exploitatiekosten
ƒ 100,- per uur:
(190/145 - 1) 100 = ƒ
31,-/uur,
of met
een levensduur van ca. 3000 uur en een vloot van 12 vliegtuigen, zijn de totale
exploitatiekosten 1,2 miljoen gulden
méér dan nodig is.
4. Onderhoud
De F25 Promotor is een
vliegtuig, dat duur in het onderhoud zal zijn en er bestaat een grote kans, dat
het niet bestand zal
zijn tegen het lesbedrijf om de volgende redenen:
a.
Het onderstel is ontworpen zonder enige
marge volgens de voorschriften voor
toervliegtuigen. Voor lesvliegtuigen
is de
kans op harde landingen veel groter.
Het F25 onderstel voldoet niet
aan de voor lesvliegtuigen geldende voorschriften.
Bij vervanging van het onderstel
na een beschadiging moet een groot deel van de houten vleugelhuid worden
verwijderd.
De micro-schakelaars
die
de
waarschuwingslichten voor de stand en de grendeling van het onderstel in- en
uitschakelen
raken nog steeds voortdurend ontsteld.
Dit maakt dat de bestuurder zich
onzeker gaat voelen of bij de landing het onderstel wel uit is,
hetgeen zeer gevaarlijk is
daar hij de gehele
standaanwijzing kan gaan negeren.
b. De motorinstallatie is door
de verlengas zeer gecompliceerd geworden en vereist
nauwkeurige montage en voortdurende
nauwgezette inspectie.
Fokker is
reeds
2 jaar met de schroefas bezig en reeds enige malen zijn ernstige breuken
opgetreden.
Alle hoop is momenteel gevestigd op inbouw van naaldlagers.
Naar de mening van de technici
van mijn dienst is het zeer twijfelachtig of hiermede een goede oplossing zal
worden
bereikt.
Het is zelfs aan twijfel
onderhevig of de constructie van de cardanas, het schroefasblokje en
de schroefaslager wel
ooit geheel betrouwbaar zullen
zijn.
De koeling van de
motorinstallatie is voor normaal gebruik voldoende. De vraag is echter of op
warme dagen bij lange
taxi-wegen de koeling voldoende is
c. De vleugel- en rompconstructie zijn
grotendeels van hout. Deze uitvoering maakt de vliegtuigen niet erg geschikt om
deze jaren (wat door gebrek aan hangarruimte noodzakelijk is) buiten te laten
staan.
Ondanks het gebruik van
watervaste lijm en bakeliet triplex dient toch zorgvuldig voor indringen van
water te worden gewaakt.
Reeds
zijn scheuren in het triplex van de vleugels opgetreden en was het nodig de
vleugel nog extra met zwaar geschilderd
doek te overtrekken, waardoor het
leeggewicht met
10 kg
toenam.
Het doek heeft echter een groot
nadeel, dat eventuele nieuwe scheuren niet meer ontdekt kunnen worden.
Inwendige inspectie van de
vleugel is niet mogelijk.
Het zal waarschijnlijk nodig zijn
eens per jaar het doek te vernieuwen.
De vleugel en de romp zijn zeer
moeilijk van elkaar
de scheiden. Demontage kost enige
dagen.
In de gevallen waarbij het vliegtuig
over de weg moet worden vervoerd (b.v. na noodlandingen) is dit zeer
hinderlijk.
d. De bevestiging van de rolroeren door
middel van eenvoudige scharnieren met houtschroeven geeft spoedige speling.
De
trimvlakken van het hoogteroer vertonen nu
reeds
speling.
De lange en vele besturingsdraden
van hoogte- en richtingsroer hebben veel omleidingen en vereisen daardoor veel
inspectie
en naspannen.
Zeer veel beslagen bestaan uit
een magnesiumalliage. Door ondoelmatige conservering is
reeds
tijdens de bouw corrosie
opgetreden.
e.
Ondanks dat Fokker bij de bouw mallen heeft
gebruikt zijn de grote delen niet eenvoudig uitwisselbaar.
Vleugels, rompen, motorbokken en
schroefasbokken zullen, nadat de vliegtuigen enige tijd in gebruik zijn
geweest, door
vervorming niet meer op de nominale maat zijn, terwijl de nauwe
passingen juiste maten eisen.
Conclusie.
De Promotor is onbruikbaar als
lesvliegtuig voor de Rijksluchtvaartschool.
Ik heb gemeend goed te doen U zo
uitvoerig mogelijk
omtrent de redenen, waarop mijn
besluit is gebaseerd, mede te delen.
Ik stel U voor Uwe ambtgenoten
van Economische Zaken en van Financiën
omtrent mijn
besluit in te lichten onder vermelding
van de in deze nota opgemerkte
argumenten.
w.g.
J.A. Bach.
--
o --
BIJLAGE
IV
Oorzaken van de slechte
kwaliteit van de Fokker Promotor
Reeds
bij de eerste opzet is een grove fout begaan.
Diepen
wilde een ruime cabine en Fokker was
bevreesd voor grote
zwaartepuntsverschuivingen bij het vliegen met en zonder
passagiers.
Daarom heeft men de opstelling
met drie passagiers op de achterbank gekozen en zich, ondanks de waarschuwing
van
De Schelde, de aerodynamische consequenties niet gerealiseerd.
Pas toen bij de proefvluchten
bleek dat het vliegtuig zeer slechte vliegeigenschappen had, zijn tunnelproeven
gedaan.
Daar de seriebouw toen al te ver
gevorderd was, waren radicale wijzigingen niet meer mogelijk en kon alleen de
vleugelneus
vergroot en, door het toepassen van een verleng as, de romp iets
verlengd worden.
De prestaties bleven echter, mede
als gevolg van het grote eigengewicht zeer laag en maakten de toepassing van
een
verstelschroef noodzakelijk.
De nog altijd veel te dikke romp
veroorzaakte een ongelijkmatige stroming in de schroefcirkel, waardoor de
schroefbladen
zich steeds proberen te verstellen gedurende een
schroefomwenteling.
Het schroefmechanisme bleek
daartegen niet bestand te zijn.
De ongelijkmatige stroming
veroorzaakte ook trillingen in
de verleng as en de
schroefasbok, die hiertegen eveneens niet
bestand zijn.
In de schroefasbok treden
bovendien nog thermische spanningen op door ongelijkmatige verwarming.
De gehele constructie van
de verleng as, welke ontstaan is na allerlei probeersels met
gummi-blokken, is fout.
De bewerking is zeer ingewikkeld en moet zeer precies
worden uitgevoerd in hoogwaardige stalen die warmtebehandeling
moeten
ondergaan.
De koeling van de motor is bij
toepassing van een duwschroef
in het algemeen een
probleem.
Fokker meende dit te kunnen oplossen door de uitlaatgassen in een
ejector koellucht te laten aanzuigen.
De hete uitlaatpijpen straalden echter
zóveel warmte uit dat een negatief effect werd bereikt.
Nu is een grote
windhapper toegepast, die echter
niet geheel voldoende
werkt bij het taxiën en extra weerstand oplevert.
Het zwaartepunt is door een te
zware constructie van de staart te achterlijk gekomen en daardoor bestaat het
gevaar dat
wanneer de passagiers uitstappen het vliegtuig achterover kiept.
Een staartsteun is noodzakelijk
gebleken. Wordt nu een dubbele besturing ingebouwd dan komt het zwaartepunt
weer
naar voren en is het aanvankelijke idee om door drie passagiers op de
achterbank de zwaartepuntsverschuiving te
beperken geheel verloren gegaan,
terwijl de nadelen van de dikke romp blijven bestaan.
Door een slechte coördinatie
tussen de wetenschappelijke afdeling en de tekenkamer, en door
fabriekspersoneel dat zich
het nut van gewichtsbesparingen niet voldoende heeft
gerealiseerd is het eigengewicht, zelfs voor een neuswielvliegtuig met
drukschroef en staartdragers te hoog uitgevallen.
Desondanks heeft de constructie,
door enkele kritieke punten, geen overmaat aan sterkte!
Deze bijlage IV besluit met een
harde conclusie:
De ervaring van het N.L.L., De Schelde, Aviolanda, Pander en Koolhoven
is jammer genoeg ongebruikt gelaten.
Een ander gevolg is geweest dat men steeds gedacht heeft vliegtuigen zó
van de tekenplank te kunnen maken.
Hierdoor was de seriebouw de ervaring met
het prototype vooruit en waren geen ingrijpende wijzigingen meer
mogelijk.
Hierbij wil ik toch nog
aantekenen dat in de oorspronkelijke versie van deze bijlage de eerste zin van
de conclusie nóg
veelzeggender was dan hierboven is geschreven:
Fokker lijdt aan een zeer ernstige zelfoverschatting wat tengevolge
heeft gehad dat de ervaring van het N.L.L.,
De Schelde, Aviolanda, Pander en
Koolhoven volkomen ongebruikt is gelaten.
-- o ---
o --
BIJLAGE bij brief van Fokker aan de minister d.d. 25.4.1947.
MEDEDEELING OMTRENT HET VLIEGTUIGTYPE FOKKER F 25
Toen de heer Diepen in 1945 de Fokker fabriek een opdracht
verstrekte tot de bouw
van honderd 4-persoons zakenvliegtuigen, werd na
grondig overleg besloten het
conventionele type te verlaten en voor de
te bouwen vliegtuigserie een formule te
kiezen die ook in het
buitenland veel belangstelling heeft, doch nog niet veel toepassing
vindt, omdat een goede aerodynamische oplossing ervoor, niet
gemakkelijk is.
In dit vliegtuigtype bevinden zich de 4 passagiers in een
vóór de vleugels opgestelde
romp, terwijl de motor met
drukschroef in het achterdeel daarvan is geplaatst.
De staartvlakken
zijn door 2 staartboomen, waartusschen de schroef draait, aan de
vleugels verbonden. Het landingsgestel is voorzien van een neuswiel.
Dit type biedt vele voordeelen boven de vroeger gebruikte opstelling van
motor en
passagiers: zeer goed uitzicht voor de vlieger en passagiers;
romp laag bij den grond,
waardoor gemakkelijk in- en uitstappen; door
de achterlijke ligging van de motor is het
geraas daarvan minder
hinderlijk; doordat de schroef tusschen de staartboomen draait,
is het
gevaar dat iemand daardoor wordt verwond geringer; enz.
Het is conventioneel in 4-persoons vliegtuigen 2
passagiers achterin en den vlieger en
den derden passagier voorin te
plaatsen. Deze opstelling heeft bij bovenomschreven
vliegtuigtype het
onvermijdelijke nadeel dat, bij het uitstappen van den vlieger en
passagier het toestel de neiging heeft achterover te vallen, een nadeel
dat niet blijkt
te ondervangen.
Op grond daarvan werd besloten drie passagiers achterin en alleen de
vlieger voorin te
plaatsen, een oplossing die behalve het bovengenoemde
nadeel vermindert bovendien nog
vele andere voordeelen met zich bracht.
Waar het toestel niet altijd met drie passagiers zal zijn bezet, geeft
de breede
achterbank bij bezetting met twee of een passagier aan hen
belangrijk meer gerief
dan bij de conventioneele oplossing mogelijk is.
Naast de vlieger ontstaan een groote ruimte, die zeer handig is voor
berging van bagage,
actetassen e.d., die tijdens de vlucht aldaar
gemakkelijk bereikbaar zijn, hetgeen niet
het geval is wanneer zulke
bagage in de bagageruimte moet worden opgeborgen.
Bovendien biedt de gekozen personenopstelling de mogelijkheid in het
toestel een op een
brancard liggende zieke te vervoeren, hetgeen de
gebruiksmogelijkheden van dit type nog
verder vergroot.
Als nadeel
geldt dat natuurlijk de romp breeder moet worden gemaakt dan wanneer de
conventionele plaatsing der passagiers wordt aanvaard.
Toen omstreeks Februari 1946 het ontwerp - aldus
uitgewerkt - gereedkwam, bevond zich
de chef-constructeur van de
Fokkerfabriek in de Vereenigde Staten.
Diens plaatsvervanger en enkele
leden van zijn staf bespraken het ontwerp met den Heer
van Tijen, die
toen als bestuurder op de fabriek in functie was.
Deze wierp de vraag op of de zoo breede romp geen moeilijkheden zou
opleveren en of het
in verband daarmede niet wenschelijk ware het
project eerst in de windtunnel te beproeven.
De ingenieurs van het constructiebureau bleken deze kwestie reeds overwogen te hebben.
Tunnelproeven en de uitwerking daarvan zouden echter geruimen tijd in
beslag nemen en
aangezien het de bedoeling was om zéér
snel een eerste proefvliegtuig te bouwen, meende
men dat het een groote
tijdwinst zou betekenen om de proeven achterwege te laten.
Eventuele
moeilijkheden zouden dan direct bij de eerste proefvluchten blijken
Heer van Tijen legde zich bij dit advies neer.
Het eerste toestel kwam echter niet op de verwachte korte termijn
gereed en wel omdat
de oorspronkelijk beoogde motor volgens
beschikbare inlichtingen niet voor dit type
vliegtuig geschikt bleek te
zijn en dus een ander motortype moest worden gekozen.
Dit bracht veel oponthoud met zich, hetwelk nog werd vermeerderd door
de omstandigheid,
dat aanvankelijk voor de uiteindelijk gekozen motor
slechts met zeer veel moeite een
schroef te verkrijgen was.
Dit soort tegenslagen zijn typerend voor de
Vliegtuigindustrie waar teleurstelling
met één enkel
onderdeel of een uitblijven van een op zichzelf soms onbelangrijke
leverantie,
het gereedkomen van een vliegtuig maanden kan vertragen.
Reeds voor de oorlog, toen van de thans in de wereld bestaande
moeilijkheden geen sprake was,
werd de vliegtuigindustrie door
dergelijke tegenslagen gekenmerkt.
De Heer Diepen is dan ook nimmer een vaste levertijd in
het uitzicht gesteld en is in
tegendeel erop gewezen, dat de door de
fabriek genoemde termijnen niet konden worden
gegarandeerd en niets
anders weergaven, dan wat de fabriek hoopte te verwezenlijken, wanneer
geen bijzondere tegenslagen voorkwamen.
Overigens zij er hierop
gewezen, dat in 1946 niet één leverancier bereid was een
levertijd
te garandeeren. Toch zag zich de Heer Diepen wel gedwongen de
leververwachtingen van de
fabriek als richtlijn te nemen bij het
opbouwen van zijn verkooporganisatie, aangezien
daarmede natuurlijk
niet tot het laatste oogenblik kon worden gewacht.
Uit soortgelijke
overwegingen werd besloten het toestel in ieder geval in Parijs te
exposeren,
aangezien het gewenscht leek dat de fabriek aldaar 'Acte de
présence' gaf.
Inmiddels achtte de Chef-Constructeur, die uit Amerika was
teruggekeerd het met het oog
op de toch reeds ingetreden vertraging
beter het project alsnog in de windtunnel te doen beproeven.
Bij die
proeven bleek, dat verschillende wijzigingen in het oorspronkelijke
ontwerp gewenscht waren.
Deze werden met spoed aangebracht en het
gelukte door groote inspanning het toestel nog te doen
vliegen alvorens
het naar de Expositie te Parijs werd overgebracht.
De proeven hadden inmiddels uitgewezen, dat ten gevolge van
de zeer breede romp de oorspronkelijk
gedachte snelheid niet zou worden
behaald, waardoor ook de actie-radius van het toestel zou dalen
en
verbetering wenschelijk werd.
Een grootere snelheid zou kunnen worden bereikt door betere
aerodynamische vormgeving van den romp.
Zulks was echter alleen
mogelijk bij verlenging van de romp naar achteren, hetgeen weer een
verlengde schroefas, een uitermate moeilijk technisch probleem,
noodzakelijk maakte.
Met het ontwerpen en beproeven daarvan is uiteraard zeer veel tijd
gemoeid geweest.
Hoewel het aanbrengen van de gewenschte wijzigingen
bovendien werd vertraagd door de deviezen- en
transportmoeilijkheden,
die het Internationale verkeer op het ogenblik nog kenmerken, zijn toch
de
ingrijpende wijzigingen op betrekkelijk korte termijn doorgevoerd en
de nieuwe installatie van de
verlengde romp en de verlengde schroefas
heeft zojuist een beproeving gedurende 25 uur met succes
doorstaan.
Proefvluchten kunnen in de eerstkomende dagen worden tegemoet gezien en
te verwachten is, dat in
zijn nieuwe vorm het vliegtuig een belangrijk
hoogere snelheid zal bereiken.
Intusschen werd de accumulatie van oponthouden voor den
Heer Diepen zeer moeilijk,
omdat diens bankiers bezwaar maakten de voor
deze opdracht verleende bankgarantie
gedurende al te geruime tijd te
verleenen.
Tot bespreking van die moeilijkheden heeft de Heer Diepen zich tot de
Fokker fabriek gewend.
Deze laatste, die zoals bekend financieel in
zeer moeilijke omstandigheden verkeert, kon zich
niet veroorloven, de
geheele opdracht, waarmee een bedrag van ruim 2 miljoen gemoeid is,
voor
eigen rekening te nemen en tenslotte werd de oplossing gevonden in
de beslissing om voorloopig
slechts i.p.v. 100, twintig toestellen te
bouwen, teneinde dan, wanneer de thans bestaande
moeilijkheden zullen
zijn overwonnen, de geheele serie te voltooien. Uit dien hoofde zijn
dan
ook de materiaalbestellingen voor het oorspronkelijke aantal
vliegtuigen gehandhaafd.
Hoewel het uit velerlei hoofde zeer onfortuinlijk is dat
de bouw van de Fokker F. 25
geen vlotter verloop heeft gehad, zij hier
toch op twee omstandigheden gewezen.
In de eerste plaats dat die bouw
plaats vond in een zeer moeilijk tijdvak, waarin bovendien
de fabriek
zich in uiterst hachelijk omstandigheden bevond, welke nog werden
geaccentueerd
door een bestuurswisseling met de daaraan verbonden
moeilijkheden.
Voorts zij nogmaals gewezen op de omstandigheid dat
tegenslagen bij den bouw van een prototype
voor elke vliegtuigindustrie
in ieder land karakteristiek zijn.
Er wordt nergens ter wereld een
nieuw vliegtuigtype uitgebracht zonder dat zich onvoorziene
moeilijkheden voordoen.
Zulks was derhalve ook vóór den
oorlog in de vliegtuigindustrie in Nederland het geval, terwijl
desondanks alle vliegtuigtypen, waarbij zich dergelijk moeilijkheden
voordeden, uiteindelijk
ten volle aan de gestelde eischen beantwoorden.
Tegenslagen als met de Fokker F25 ondervonden, hoe
teleurstellend ook, worden in het buitenland
herhaaldelijk ontmoet en
zelfs algeheele mislukkingen van prototypen, voor de ontwikkeling
waarvan
praktisch ongelimiteerde sommen beschikbaar staan, behooren
geenszins tot de uitzonderingen.
In een land, dat een eigen vliegtuigindustrie wenscht te
bezitten en te behouden, dient men
zich bewust te zijn van het
bijzondere karakter van deze industrie en erop voorbereid te blijven,
dat, wil men nieuwe typen ontwikkelen, tegenslagen en teleurstellingen
niet steeds kunnen worden
vermeden.
Bij het betreden van nieuw terrein zal ook soms ten halve
gekeerd moeten worden en vertragingen
in de ontwikkeling van een nieuw
type moeten dan worden aanvaard.
Het gebeurde met de F 25 is daar een voorbeeld van.
Aangenomen mag echter worden, dat de fabriek, die zulke tegenslagen
vroeger steeds wist boven te
komen, daartoe ook in de toekomst in staat
zal zijn, en elke tegenslag mag daarom geen aanleiding
zijn tot de
veronderstelling, dat de industrie geen reden van bestaan zou hebben.
Dat de berichtgeving omtrent de tegengevallen prestatie van de F
25 een bijkans alarmerend
karakter heeft gekregen, vindt zijn
hoofdoorzaak in de omstandigheid, dat vroeger eerst publiciteit
werd
gegeven aan en bestelling werden verkregen op een nieuw vliegtuigtype
wanneer dit grotendeels
door zijn beproevingsstadium heen was.
Tijdens
de seriebouw werd dan min of meer in stilte aan een volgend type
gewerkt, enzovoort.
Bij deze eersteling na den oorlog kon zulks uiteraard niet
gebeuren en te vroegtijdige publiciteit
heeft, zooals in dit geval bij
tegenslag en vertraging een slecht uitwerking.
Daarbij komt dat tegenwoordig noodgedwongen zeer vele
instanties bij den bouw van een vliegtuig
zijn betrokken, zich daarvoor
dan gaan interesseren, doch niet altijd zoo deskundig of genoeg
op de
hoogte kunnen zijn, dat zij geruchten van feiten weten te onderscheiden.
Goede en vooral niet overhaaste voorlichting zal in de
toekomst indrukken als thans gewekt zijn,
kunnen voorkomen. Noodelooze
onrust op grond van onvoldoende gefundeerde inlichting zullen het
beste
kunnen worden voorkomen, indien bij de berichtgeving van zulke gevallen
direct contact
met de fabriek wordt opgenomen.
Amsterdam, 23 April 1947
Terug naar mei 1947
Ook als in de
bijlage van de Fokker-brief d.d. 25.4.1947 de pr-uitingen en de bepaald
niet overtuigende verontschuldigingen worden weggelaten,
worden eigenlijk alleen maar
de conclusies van de Luchtvaartdienst
tot op dat moment bevestigd!
Kortom, zoals ik in de inleiding
van dit -lange-
artikel al schreef, de Fokker F25 Promotor
was vanaf het begin een
kansloos project!
Wat ook nog eens onthullend gedemonstreerd werd toen Fokker voorstelde om de waarnemers
bij de proefnemingen met de S.11 Instructor op het vliegveld van Lille met de Promotor
over te vliegen om de reiskosten te drukken.
De directeur van het NLL had zwaarwegende bezwaren om zijn personeel met dat vliegtuig
te laten vliegen, want "hij kende de F25 wel uit de tunnelmetingen".
Daar waren ze bij Fokker niet blij mee!
(Ontleend aan "Waypoint NLR 90YR" het in 2009 verschenen jubileumboek van het NLR)
Gelukkig revancheerde het bedrijf
zich later met de F27 Friendship!
NB.
Ik heb in dit artikel consequent de aanduiding F25 gebruikt en niet de ook veel
gebezigde F.25 of F-25.
Ik durf echter niet te beweren dat dit per se de juiste schrijfwijze is, maar ik heb
nooit een Type-Certificaat van de F25 (sic) gezien en heb de schrijfwijze aangepast
aan die van de F27 en F28 waarvan de juistheid wél vaststaat!
En waarvan dus ook vaststaat dat variaties F.27, F-27, F.28 en F-28 niet correct zijn.
De onzekerheid over de correcte aanduiding wordt ook geïllustreerd door het feit
dat de F25 in 2e en 3e Register ingeschreven werd als F.25 en dat ook de S.11 t/m S.14
een puntje in de type-aanduiding stond.
De belangrijkst bron voor dit artikel wordt gevormd door de al genoemde verslagen van de Rijksluchtvaartdienst.
Toen ik in het Nationaal Archief een rapport over deze zaak aantrof
heeft me dat aangezet e.e.a. op papier te zetten en hier te
publiceren.
Het merendeel van bovenstaande nogal schokkende beweringen kan daar dus desgewenst geverifieerd worden.
Archieven Rijksluchtvaartdienst 1930-1979 5.016.5240 Inventarisnummers 1482, 7377.
En tenslotte wil ik al die auteurs die de in de aanhef genoemde
kritiekloze beschrijvingen van dit project van harte aanbevelen
zèlf onderzoek
te doen en niet (ook weer) kritiekloos de versies van hun voorgangers te herhalen...
En, het moet gezegd worden, uit de wel enigszins voorspelbare
reacties op dit artikel blijkt dat er gevoelige snaren geraakt
worden.
Foei, kritiek op een Fokker-product! Ongehoord!
Maar tot nog toe heb ik geen inhoudelijke reacties gehad die
onwaarheden in de conclusies van de beoordelende instanties aantoonden.
Integendeel, de kritiek was -weer- gebaseerd op de vanzelfsprekende superieure kwaliteiten van de Fokker-produkten.
En waar deze vooringenomenheid tenslotte toe heeft geleid is hierboven inmiddels wel duidelijk gemaakt..