N.V.
NEDERLANDSCH INSTITUUT VOOR ZWEEFVLIEGEN
In de loop van 1938 bleek het in 1935
opgerichte Instituut voor Zweefvliegen financieel in de problemen te komen. Er
werd een actie opgestart om de minister te bewegen de zweefvliegsport middels een subsidie aan het Instituut te ondersteunen.
Een en ander resulteerde in een aantal adhesiebetuigingen waarin
het goede, nuttige werk van het Instituut uitgebreid werd benoemd.
Ook het Instituut zelf wendde zich natuurlijk tot de minister en
liet haar verzoek vergezeld gaan van een goed onderbouwd rapport waarin zij
uitgebreid haar activiteiten schilderde en verslag deed van de actuele
financiële situatie.
Hieronder de transcripties van een aantal archiefstukken.
Al met al beschouw ik het als een aardig inkijkje in de
vooroorlogse zweefvliegwereld.
NEDERLANDS
INSTITUUT
VAN ZWEEFVLIEGEN
Amsterdam, 21 November 1938
Aan Zijne
Excellentie
den Minister van Defensie
Departement van Defensie
's G r a v e n h a g e
Excellentie,
Ondergetekenden, L.J. Quant, J.E. van Tijen en F. de Boer, resp.
voorzitter en secretaris van het Nederlandsch Instituut voor Zweefvliegen,
nemen hierbij de vrijheid zich met het navolgende tot Uwe excellentie te
wenden.
Den 25en October hadden de Heeren Ir. J.E.F. de Kok, voorzitter van
Koninklijke Nederlandsche Vereniging voor Luchtvaart, C. Kolff, voorzitter van
de Nationale Luchtvaartschool en J.E. van Tijen, vice-voorzitter van het
Nederlandsch Instituut voor Zweefvliegen, een onderhoud met den Generaal-Majoor
P.W. Best, Commandant der Militaire Luchtvaart.
In dit onderhoud deelden de Heeren mede, dat naar hun meening de
beoefening van het Zweefvliegen door de Nederlandsche jeugd van uitnemend
belang is voor het kweken van bibit voor den vliegdienst van leger, marine en
burgerlijke luchtvaart. Het is dezen Heeren en ons bekend, dat het bepaald
moeilijk valt om voldoende liefhebbers voor de opleiding tot vlieger te vinden
bij leger, marine en K.L.M. en dat dit voor een groot gedeelte het gevolg is
van het feit, dat de Nederlandsche jeugd nog lang niet voldoende met de lucht
vertrouwd is. Tevens is gebleken, dat een zweefvliegopleiding een uitmuntende,
goedkopen selectie biedt voor de opleiding tot motorvlieger.
Terwijl men vroeger bij de opleiding tot motorvlieger van landmacht,
marine en N.L.S. eenigszins sceptisch tegenover de bovenuitgesproken stellingen
stond, is men van de juistheid momenteel ten volle overtuigd.
In den tijd, toen dit nog niet het geval was, is het Nederlandsch
Instituut voor Zweefvliegen opgericht. De 3 jaren geschiedenis voegen wij als
bijlage bij dit request. Hieruit zal Uwe Excellentie bij kennisname blijken,
dat in die 3 jaren veel werk is verricht, maar dat het onmogelijk is gebleken
de rekening sluitend te maken.
De tarieven kunnen niet worden verhoogd, omdat daarvoor de draagkracht van de
adspirant zweefvliegers te gering is; van particuliere zijde kan niet meer op
verdere steun worden gerekend, zoodat, indien geen andere middelen worden
gevonden, het Nederlandsch Instituut voor Zweefvliegen vóór het einde van dit
jaar zal moeten liquideeren.
Zoals boven reeds uiteengezet, is er echter
gelukkig bij de motoropleiding belangstelling voor het zweefvliegen ontstaan en
het is ons gebleken, dat onder bepaalde voorwaarden de N.L.S. bereid zou zijn
een fusie aan te gaan, dan wel op andere wijze nauw samen te werken met het
Nederlandsch Instituut voor Zweefvliegen. De N.L.S. kan dit echter niet doen
zonder een verhoogden steun in de vorm van subsidie van de overheid.
Uit onze
becijfering is gebleken, dat bij een zeer bescheiden opzet, waarbij salarissen,
onderhoudskosten enz. zeer laag worden gehouden, maar waarbij, in tegenstelling
met de noodzakelijk door het Instituut gevolgde praktijk, wèl
verzekeringspremie en afschrijvingen worden verdiend, ƒ. 10.000,- per jaar
noodig zou zijn om het zweefvliegen hier te lande onder deskundige leiding - en
daardoor op verantwoorde wijze - voort te zetten.
De Generaal-Majoor Best heeft in bovengenoemd onderhoud doen uitkomen, dat hij
het beoefenen van het zweefvliegen voor de landsverdediging van groot belang
acht en aangeraden zich met een request om steun voor dit doel tot Uwe Excellentie
te wenden.
Hetwelk doende, tekenen wij, van Uwe Excellentie de
onderdanige dienaren,
N.V.
NEDERLANDSCH INSTITUUT VOOR ZWEEFVLIEGEN
Het rapport van
November 1938
Oprichting
In
materiaal belegd kapitaal
Bestuur
Fusie met Centrale Vliegschool
Kapitaal
Subsidie Stichting "Nationaal
Luchtvaartfonds"
Materiaal
Luchtverdedigingsfonds
Oefingen
Jeugdige
Werklozen
Bedrijfsresultaten
Oprichting
In de
vergadering, gehouden op 6 augustus
Deze oprichtingsvergadering werd bijgewoond door de Heeren:
I.A.
Aler
F. de Boer
Mr. E.L.G. den
Dooren de Jong
W.M. van Neijenhoff
Mr. C.J.G.M.
Schölvinck
J.E. van Tijen
Vice-Adm. b.d. L.J. Quant
Op 15 December 1935 deed het Bestuur van het Instituut
aan zweefvliegend Nederland op een daartoe door dit Bestuur te Utrecht
uitgeschreven bijeenkomst, waar, behalve bovenstaande bestuursleden, ook de
Heeren C. Kolff, E. Enthoven en C.J. van Wickevoort Crommelin
- namens het Instituut - het bestuur van den Bond van Nederlandsche
Zweefvlieg-Clubs en vertegenwoordigers van 17 zweefvliegclubs aanwezig waren,
mededeeling van de oprichting, het doel en de werkwijze van het Instituut, om
langs dezen weg een basis te vormen voor nauwe samenwerking tusschen het
Instituut en de reeds bestaand organisaties.
Aan het verslag deze bijeenkomst ontleenen wij het volgende, door den Heer Van
Tijen ter vergadering medegedeeld:
"Tot de oprichting van het Nederlandsch Instituut voor Zweefvliegen
hebben de volgende overwegingen geleid:
De initiatiefnemers, die sedert in Nederland de eerste zweefvluchten werden
verricht, de ontwikkeling dezer sport met groote belangstelling gadesloegen en
daaraan naar beste krachten poogden mede te werken, merkten bij die pogingen in
den loop de laatste 5 jaren steeds weer, dat bepaalde omstandigheden aan de
ontwikkeling in den weg stonden, en het is hun bekend, dat ook anderen, die
naast hen naar hetzelfde doel streefden, op diezelfde moeilijkheden stuitten.
Van die moeilijkheden noemen wij in de eerste plaats het feit, dat bijna alle
zweefclubs met een gebrek aan financiële middelen te kampen hebben.
Dit heeft tengevolge, dat de clubs slechts zelden over voldoende materiaal
beschikken om aan alle leden een voldoende gelegenheid tot oefenen te geven.
Daarvan is de oorzaak, dat tusschen de eigenlijke vliegoefeningen voor elk lid
lange perioden van wachten liggen, waarin niet kan worden geoefend en waardoor
het enthousiasme in het algemeen afneemt.
Wordt een toestel beschadigd, hetgeen, zooals u allen
bekend is, onvermijdelijk is, dan staan dikwijls niet voldoende middelen ter
beschikking om de schade snel te herstellen, waardoor dan de oefeningen soms
zeer geruime tijd geheel moeten worden gestaakt.
Ook dat heeft natuurlijk zeer nadeeligen invloed op het enthousiasme der leden.
Bovendien zijn slechts weinig clubs in staat toestellen aan te schaffen,
waarmede, nadat de eerste bedrevenheid in het zweefvliegen verkregen is, die
geoefendheid verder kan worden ontwikkeld.
Doordat slechts enkele vereenigingen in het bezit van dergelijke toestellen
zijn en die toestellen natuurlijk in hoofdzaak ter beschikking van haar eigen
leden moeten blijven, bestaat voor krachten van de andere clubs, die voor een
opleiding tot instructeur in aanmerking komen, slechts weinig gelegenheid zich
voor die taak voldoende te oefenen, waardoor niet altijd kan worden beschikt
over de instructeurs, die noodig zijn om aan de meer voortgezette
zweefoefeningen leiding te geven - een punt, dat alle aandacht verdient, omdat,
als daarin niet wordt voorzien, op den duur de veiligheid van de
zweefoefeningen in gevaar zou worden gebracht, hetgeen
terwille van de ontwikkeling dezer sport moet worden voorkomen.
Zij, die het initiatief namen tot oprichting van het Instituut, zijn zich bewust, dat door vele zijden de hier aangestipte
moeilijkheden ten volle zijn en worden beseft, en zijn bekend met de vele
pogingen, die zijn ondernomen om aan die bezwaren tegemoet te komen.
Zij hebben voor die pogingen steeds de grootste waardeering gehad, doch met
teleurstelling moeten constateeren, dat die pogingen in het
algemeen niet volledig tot het gewenschte resultaat leidden. Zij kwamen
na rijp overleg in Juli 1935 tot de conclusie, dat tot
de ontwikkeling van de zweefvliegsport in Nederland zou kunnen worden
bijgedragen, indien een instelling in het leven kon worden geroepen, die
voldoende kapitaalkrachtig is om zich het noodzakelijke materiaal voor
voortgezette zweefoefeningen aan te schaffen, met de bedoeling een ieder, die
zich in het zweefvliegen wenschte te bekwamen, in de gelegenheid te stellen,
zulks met behulp van bedoeld materiaal te doen.
Hoewel daarbij natuurlijk is uitgegaan van de overweging, dat
bedoelde instelling uitsluitend op ideële gronden werkzaam zou zijn en dat dus
aan een commerciële exploitatie niet is gedacht, moet ik er toch - om mogelijke
misverstanden en teleurstellingen te vermijden - uitdrukkelijk op wijzen, dat
het Instituut geen fonds is en dat dus voor het gebruik van de vliegtuigen een
vergoeding zal moeten worden betaald.
Alleen op die wijze kan het instituut blijven voortbestaan. Winst behoeft het evenwel niet te maken en de te berekenen vergoedingen voor
het gebruik van het materiaal zullen dus zoo laag mogelijk kunnen worden
gesteld."
Bestuur
Bij de oprichting bestond het bestuur uit de volgende personen, die voor het merendeel op luchtvaartgebied geen onbekenden
zijn:
Voorzitter L.J. Quant,
Vice-Admiraal b.d.
Plv. voorzitter J.E.
van Tijen, Directeur der N.V. Nederlandsche Vliegtuigenfabriek
Secretaris
F. de Boer, Directeur der N.V. Stoomvaart Mij.
"Nederland"
Plv. secretaris Mr.
C.J.C.M. Schölvinck, Advocaat en Procureur
Penningmeester Mr.
E.L.G. den Dooren de Jong, Directeur van het kantoor Den Haag
der Firma R. Mees & Zonen
Leden:
I.A. Aler, Chef Vliegdienst K.L.M.
Ernst
Crone, Commissaris van de Kweekschool voor de Zeevaart
te Amsterdam
E. Enthoven, Voorzitter Raad v. Bestuur der
K.N.I.L.M.
Prof.Dr. E. van Everdingen,
Hoofddirecteur van het K.N.M.I. De Bilt
A.H.G.
Fokker, Directeur der N.V. Nederlandsche Vliegtuigenfabriek
C.
Kolff, Voorzitter Raad van Beheer der N.L.S.
W.M. van Neijenhoff, Oud-Voorzitter der A.C.v.Z.
A.
Plesman, Directeur K.L.M.
G.J. van Wickevoort, Sport-commissaris der K.N.A.C.
Sedertdien traden nog als lid tot den Raad van Bestuur
toe de Heeren:
H.Ch.H. van Ede van der Pals, Directeur Luchtvaartdienst
Kapt.Vlieger H. van Weerden Poelman, Commandant Afd. Jachtvliegen
mede namens het
Hoofdbestuur der K.N.V.v.L.
Dr.Ir. E.B. Wolff, Directeur Stichting N.L.L.
Door het aftreden van Prof.Dr. E. van Everdingen als
Hoofddirecteur van het K.N.M.I. werd deze in den raad van Bestuur vervangen
door zijn opvolger Dr. H.G. Cannegieter.
Sedert 1 januari 1938, vanaf welke datum het Instituut
is gefusioneerd met de Centrale vliegschool te Deventer, is als lid van het
Dagelijksch Bestuur en als gedelegeerde, belast met de dagelijksche leiding van
het Instituut, benoemd de Heer A.L. Bauling, voordien Directeur der Centrale
Vliegschool.
Kapitaal
Volgens Artikel 4 der Statuten bepaald op ƒ. 30.000,-.
In de vergadering d.d. 5 april 1938 werd, mede in verband met de inbreng van de
Centrale Vliegschool als gevolg van de tot stand gekomen fusie, besloten
het kapitaal tot
ƒ. 100.000,- te verhoogen.
Bij de oprichting werd geplaatst en volgestort:
ƒ. 7450,-
Sedertdien geplaatst en volgestort:
ƒ. 16550,-
ƒ 24000,-
Terwijl de Centrale Vliegschool, in casu de Heeren
A.L. Bauling en J.K. Ankersmit, recht hebben op een aantal aandelen tot een
waarde van ƒ. 9100,- zijn de door den Heer Ir.
J.E.F. de Kok getaxeerde waarde van het ingebracht
materiaal, verhoogd met de gestorte contanten.
Voorts werden onlangs nog toezeggingen tot deelname in het kapitaal ontvangen
tot een bedrag van ƒ. 2500,-
Onder de deelnemers in het kapitaal treffen wij de volgende personen en
instellingen aan:
Ir. J.E.F. de Kok
Koninklijke Luchtvaart Maatschappij
Koninklijke Nederlandsch-Indische Luchtvaart Mij.
Koninklijke Paketvaart Maatschappij
A.H.G. Fokker
Koninklijke Nederlandsche Automobiel
Club
Vaderlandsch Fonds ter Aanmoediging van 's Lands Zeedienst
Paul May
Gemeenschappelijke Mijnbouw-Maatschappij Billiton
P. van Leeuwen Boomkamp
S.J. van den Bergh
Ir. W. Meyling
Materiaal
Bij de oprichting werd aangeschaft:
1 motorvliegtuig Pander 1½ dekker
(PH-AIT)
1 2-persoons zweefvliegtuig Grunau 8
(PH-32)
1 1-persoons zweefvliegtuig Grunau Baby 2
(PH-25)
De heer Fokker stelde een Ford-truck ter waarde van ƒ. 750,- ter beschikking van het Instituut, welke door ons van een
lier-installatie werd voorzien.
Buiten divers klein materiaal als kabels, parachutes, instrumenten enz., kocht
het Instituut voorts aan:
1 motortoestel PH-AJI, ter vervanging van het in januari
1937 verongelukte
toestel PH-AIT
1 motortoestel PH-ART
1 2-persoons zweeftoestel Grunau 8
(PH-66)
1 1-persoons zweeftoestel E.S.G.
(PH-83)
1 1-persoons zweeftoestel Wolff
(PH-68)
De materiaalinbreng van de Centrale Vliegschool bestond uit:
1 motortoestel PH-CEG
1 2-persoons zweefvliegtuig Grunau 8
(PH-70)
1 1-persoons zweefvliegtuig Grunau Baby II (PH-46)
1 1-persoons zweefvliegtuig E.S.G.
(PH-59)
Als schenking ontving het Instituut:
1 1-persoons zweefvliegtuig Minimoa
(PH-80)
1 1-persoons zweefvliegtuig Grunau Baby II (PH-85)
Terwijl in bruikleen werd ontvangen:
1 zweefvliegtuig type Universal
(PH-67)
Resumerend zijn thans voor de oefeningen beschikbaar:
3 motorvliegtuigen, ingericht en goedgekeurd voor het
opslepen van zweeftoestellen
11 zweefvliegtuigen van diverse typen
waardoor het Instituut in staat is, zoowel leerlingen de allereerste beginselen
van het zweefvliegen bij te brengen als vergevorderden overlandvluchten en
langdurige vluchten in thermischen stijgwind met behulp van de
prestatie-toestellen te laten uitvoeren.
Dankzij het steeds gevolgde systeem wat betreft reparatie en onderhoud,
verkeert het materiaal in uitstekende staat.
Oefeningen
Nadat de ontwerp-acte van oprichting met medewerking van Notaris C.C. Pouw aan
den Minister van Justitie was ingezonden en op 17 februari 1936 de koninklijke
goedkeuring werd verleend, waarna met de oefeningen een aanvang gemaakt kon
worden, moest tot begin Maart 1936, als gevolg van de
weers- en terreinomstandigheden, met het oefenen op Schiphol worden gewacht.
In hoofdzaak werd aldaar de
vliegtuig-sleepstart-methode toegepast.
Van remmende invloed op de oefeningen op Schiphol is geweest de omstandigheid,
dat door het steeds toenemende luchtverkeer de oefentijden voor het
zweefvliegen meer en meer beperkt werden tot tenslotte
alleen des Zondagsmorgens enkele oefenuren beschikbaar bleven.
Daarna was het in het geheel niet meer mogelijk op Schiphol met
zweefvliegtuigen te oefenen.
Toen dan ook het Vliegveld Ypenburg gereed kwam, besloot het Bestuur vanaf 1 September 1936 de oefengelegenheid naar dit veld te
verplaatsen, alwaar thans nog dagelijks (met uitzondering van 's Maandags) door
instructeurs van het Instituut wordt gelest.
Sedert 1 januari 1938 wordt bovendien ook op Teuge
dagelijks (uitgezonderd 's Maandags) onder auspiciën van het Instituut
gelegenheid tot het beoefenen van het zweefvliegen gegeven. Op Teuge wordt,
behalve de vliegtuigsleepstart, ook de lierstart-methode toegepast; van Februari t/m Juli 1938 verzorgde het Instituut op Ypenburg
de lierstartopleiding van leden der Haagsche Zweefvlieg-Club.
Bovendien wordt sedert Maart 1936 op vrijwel alle in
Nederland aanwezige vliegvelden met leden der diverse zweefvliegclubs - bij
meerder periodiek - geoefend, terwijl zeer vele vliegfeesten en
vliegdemonstraties door zweefprestaties onder leiding van het Instituut werden
opgeluisterd.
Hieronder laten wij een overzicht volgen van de tot nu toe uitgevoerde starts:
1936
1937 1938
1938
Vliegtuigsleep Lier
Januari 0
46(#) )
Februari 0 16(#)
) 255
710
Maart 45
158 )
April 45
104
113 521
Mei 95
325
124 336
Juni 86
281
184 589
Juli 73
247
344 995
Augustus 132
292
182 1138
September 120
171
178 607
October 124 222
57
142
November 134
88
32 71
December 100 56
33
53
954
2006
1502 5162
Gemiddeld
per maand: 95
182 125
430
(#) Tengevolge van het verongelukken van de PH-AIT in Januari 1937, waarbij een
onzer instructeur doodelijk werd gewond en een ander ernstige verwondingen
opliep, zijn de oefeningen ± 1 maand onderbroken geweest.
Het afzonderlijk vermelden van het aantal starts per toestel geeft geen goed
inzicht, omdat het gebruik van ieder toestel afhankelijk is van de vorderingen
der leerlingen.
Tot goed begrip zij nog vermeld, dat langdurige slechtweer-perioden meerder
maandtotalen ongunstig beïnvloeden; tot nu toe zijn vrijwel steeds leerlingen
aanwezig indien de weersomstandigheden het oefenen mogelijk maken.
Bedrijfsresultaten
De balans per 31/12/'36 (periode Aug.'35 - ult.Dec.'36)
sluit met een nadeelig
saldo van:
ƒ. 2141,66
De balans per 31/12/'37 (over het jaar 1937) sluit met een nadeelig
saldo van:
ƒ. 4302,48
Nadeelig saldo van Augustus 1935 t/m 31 Dec. 1937:
ƒ. 6444,14
Hierbij dient in aanmerking te worden genomen, dat in dit bedrag begrepen zijn
de afschrijvingen op het materiaal en de in beide jaren betaalde premie voor
wettelijk aansprakelijkheid, zitplaatsen- en materiaalverzekeringen.
Zonder deze beide posten zou het exploitatie-tekort als volgt te berekenen
zijn:
1936 1937
Verlies
ƒ. 2141,66
ƒ. 4302,48
Afschrijving ƒ. 946,55
ƒ. 1913,-
ƒ. 1195,11
ƒ. 2389,48
Premies
ƒ. 884,96
ƒ. 2002,41
ƒ. 310,15 ƒ.
387,07
Totaal verlies 1936 & 1937: ƒ. 697,22
(exclusief verzekeringen en afschrijvingen)
1938 t/m Augustus.
Met inbegrip van de in 1938 betaalde premies (in hoofdzaak voor W.A.-verzekering) bedraagt het exploitatiesaldo:
Nadeelig
ƒ. 4799,99
Assurantiepremies ƒ.
1093,26
Saldo
ƒ. 3703,73
Dit cijfer is evenwel zonder rekening te houden
met de uit een oogpunt van gezonde bedrijfsvoering zoo nodige afschrijving op
het materieel.
Voor het geheele jaar 1938 taxeeren wij het nadeelige saldo (exclusief
afschrijving en verzekering) op rond ƒ. 5000,-
Deze resultaten zijn geenszins een gevolg van een
royaal beheer maar integendeel met een uiterst sobere bedrijfsvoering bereikt.
Immers, de zeer omvangrijke administratie werd tot en met eind December 1936 geheel kosteloos gevoerd, met ingang van 1
januari 1937 werd hiervoor een vergoeding van slechts ƒ. 25,- per maand door het Instituut beschikbaar gesteld.
De salarissen voor piloten en instructeur varieëren van ƒ. 100,- tot ƒ. 120,- per maand; de
Heeren Oyens en Hoekstra ontvingen den laatsten tijd een salaris van ƒ.
170,- per maand.
Deze bedragen moeten - de vereischte capaciteiten en het gevaar van het beroep
in aanmerking nemende - als een uiterst minimum beschouwd worden.
Het Dagelijks Bestuur heeft nimmer eenige vergoeding voor zijn vele bemoeiingen
getoucheerd; zelfs reis- en verblijfkosten werden veelal niet in rekening
gebracht.
Sedert den aanvang van 1938 is het materiaal niet meer
tegen schade verzekerd, alleen de W.A.-verzekering is
gehandhaafd.
De door assuradeuren gevraagde premies noodzaakten het Bestuur van
verlenging der polissen voor 1938 af te zien. De belangrijkheid van een
materiaalverzekering is duidelijk gebleken in Januari
1937, toen het motortoestel PH-AIT onherstelbaar beschadigd werd en het
Instituut door de uitkeering der assuradeuren in staat werd gesteld het
verongelukte toestel door een ander motorvliegtuig te vervangen.
Een meer sluitende exploitatie zou te verkrijgen zijn,
indien de tarieven aanzienlijk zouden worden verhoogd.
In de practijk is evenwel gebleken, dat de thans van
kracht zijnde tarieven van ƒ. 5,50 en ƒ. 6,10,
resp. voor een motorvliegtuigsleepstart met een 1-persoons en een 2-persoons
zweefvliegtuig als maximum zijn te beschouwen.
Een hooger tarief zou ongetwijfeld een daling van het leerlingenaantal met zich
brengen en een hooger exploitatieverlies betekenen.
In materiaal belegd kapitaal
Per 31/12/'37 bedroeg het uitgegeven en volgestorte aandeelenkapitaal ƒ.
18.500,-
Aan materiaal werd hiervan aangekocht:
1936
1 zweefvliegtuig PH-25 met wagen
ƒ. 1248,71
1 zweefvliegtuig PH-32
ƒ. 500,-
Divers materiaal volgens balans
per 31/12/'36
ƒ.
640,35
(w.o. 1 parachute ƒ. 301,70
1
ophaalauto ƒ. 150,-)
1937
1 Motortoestel PH-AJI
ƒ. 3150,10
1 ,, PH-ART
ƒ. 4070,34
1 Zweefvliegtuig PH-68 ƒ.
1556,35
1 ,, PH-66 ƒ.
1350,-
Divers materiaal volgens balans
per 31/12/'37
ƒ. 525,68
(w.o. instrumenten ƒ. 399,58
1
schrijfmachine ƒ. 58,90)
ƒ. 13.041,53
Met uitzondering van enkele kabels die
aan groote slijtage onderhevig zijn
(begrepen onder "divers materiaal") is
het overige materiaal thans nog in zeer
goede staat.
Deelname
In het motortoestel PH-APA, aangekocht
door de Stichting Walcheren
ƒ. 1.000,-
14.041,53
De aankoop in 1936 van het motortoestel PH-AIT à ƒ. 4010,- is buiten
beschouwing gelaten, omdat, zooals hierboven reeds vermeld,
dit toestel in Januari 1937 verongelukte en de schade door assuradeuren werd
vergoed.
Diversen
a. Fusie met de
Centrale Vliegschool te Deventer
Sedert 1 januari 1938 is het Instituut, mede op aandringen van de Heer
Ir. J.E.F. de Kok, gefusionneerd met de Centrale Vliegschool te Deventer; de
naam van het Instituut heeft door deze fusie geen wijziging ondergaan.
Omtrent den inbreng van de School, het
aantal starts enz. is hierboven al het een en ander medegedeeld.
b. Subsidie Stichting "Nationaal
Luchtvaartfonds"
Zoals
bekend, heeft deze Stichting sedert 1936 subsidie
beschikbaar gesteld voor de in Nederland werkende zweefvliegorganisaties.
In de Commissie, welke met de verdeeling van deze subsidie is belast, heeft het
Instituut, naast 2 bestuursleden van den Bond van Nederlandsche
Zweefvliegclubs, eveneens met 2 leden van het Dagelijksch Bestuur zitting.
Het Secretariaat van deze Commissie wordt door het Instituut waargenomen.
Het Instituut heeft hierdoor een goed inzicht in de plaatselijke clubs gekregen
en houd met deze doorlopend contact, hetgeen het
zweefvliegen in Nederland ten goede komt.
Door het verlenen van subsidie o.a. afhankelijk te stellen
van een goede administratie en een sluitende exploitatie, is - zij het met
moeite - bereikt, dat vele clubs thans, dank zij de voorlichting der Commissie,
tot het inzicht zijn gekomen, dat beide factoren van grooten invloed op het
voortbestaan van haar zijn.
De Commissie geeft bij herhaling voorlichting aan bestaande of op te richten
clubs en verricht op deze wijze zeer veel organisatorisch werk.
De resultaten hiervan zijn wel duidelijk in het afgeloopen seizoen gebleken bij
de vele overlandvluchten en het aantal behaalde brevetten.
Het Bestuur der Stichting Nationaal Luchtvaartfonds betuigde reeds
enkele malen zijn groote erkentelijkheid voor het werk door de Commissie
verricht.
Op verzoek van genoemde Stichting is thans een plan tot het instellen van een
centrale werkplaats voor het herstellen van bij de diverse clubs beschadigd
materiaal bij de Commissie in voorbereiding.
De
verdeeling van de door dit Fonds beschikbaar gestelde subsidie is eveneens in
handen van de onder b. genoemde Commissie gesteld.
Teneinde in staat te zijn de door het Luchtverdedigingsfonds gewenschte
zweefvliegdemonstraties te kunnen verzorgen, ontving het Instituut in het begin
van 1938 een bijdragen van ƒ. 2000,- van dit Fonds.
De Subsidie-Commissie
is sedert korte tijd in contact met leiders van
instellingen voor het verrichten van werk door jeugdige werkloozen.
De plannen voor het bouwen van een 2-tal hangars, resp. te Amsterdam-Noord en
te Leiden, zijn in een vergevorderd stadium. Voorts verzorgde
de Commissie met de hulp van beide Fondsen den aanleg van een zweefvliegterrein
te Amsterdam-Noord, terwijl door de samenwerking tusschen het Werkloozenfonds,
de Gemeente Ede en de Subsidie-Commissie, het mogelijk is geworden het
Vliegveld Terlet (bij Arnhem) geschikt te maken voor het starten en landen van
motortoestellen.
e.
A.H.G. Fokkerfonds
Sedert eind 1936 verzorgt het Instituut de
beginopleiding van personen, die door het
A.H.G. Fokkerfonds geheel of gedeeltelijk in staat gesteld worden het
motorvliegbrevet
te behalen.
Het rapport
besluit met de statuten van het Instituut, die laat ik maar weg want
ze
zijn voor de luchtvaarthistorie niet echt relevant.
Enige maanden later had de minister kennelijk nog niet gereageerd en met het nieuwe zweefvliegseizoen in aantocht wilden de heren graag uitsluitsel.
Aan Zijne
Excellentie
den Minister van Defensie
Departement van Defensie
's G r a v e n h a g e
13 Maart
1939.
Excellentie,
Met onzen brief van 21 November 1938 stelden
wij u ervan in kennis, dat de resultaten van de N.V. Nederlandsch Instituut
voor Zweefvliegen ondanks een uiterst sober beheer, van dien aard zijn, dat het
allen dan mogelijk is de oefeningen voort te zetten, indien een zekere subsidie
voor het zweefvliegen verleend wordt. Voorts stelden wij u van de
noodzakelijkheid in kennis, dat het personeel onder directe leiding komt te
staan.
Het Bestuur van de N.L.S. bleek bereid te zijn de leiding der
zweefoefeningen op zich te nemen, waardoor dank zij haar organisatie op vele
vliegvelden in ons land aan de in de vorige alinea naar voren gebrachte
noodzakelijkheid van directe leiding tegemoetgekomen zou kunnen worden. De
N.L.S. kan evenwel, zoal in onze hierboven genoemde brief
uiteengezet, alleen daartoe overgaan, indien bedoelde subsidie voor haar
beschikbaar wordt gesteld.
Tot onze spijt mochten wij tot nu toe geen enkele mededeling op ons
verzoekschrift d.d. 21 November 1938 ontvangen.
Het gevolg is dan ook geweest, dat het personeel per 31 December
1938 uit onze dienst is getreden en het materiaal in afwachting van Uw antwoord
in de hangars is opgeslagen, met alle nadeelen en kosten hieraan verbonden.
Langer wachten is dus helaas niet mogelijk. Het nieuwe zweefvliegseizoen staat
voor de deur.
Hetwelk doende, tekenen wij, van Uwe Excellentie de
onderdanige dienaren,
w.g. Quant, voorzitter
w.g. van Tijen, vice-voorzitter
w.g. de Boer, secretaris
In hoeverre de Minister
positief op deze smeekbede heeft gereageerd zeggen mijn bronnen niet. Uit het
feit dat omstreeks half 1939 de toestellen van het Instituut in den lande
bij diverse eigenaren opduiken mag voorzichtig geconcludeerd worden dat er
tenminste iets geregeld is. Het merendeel kwam bij de N.L.S. terecht en dat zou
de conclusie rechtvaardigen dat aan de N.L.S. ook, althans een vorm van,
subsidie was toegekend.
De rol van het NV Nederlandsch Instituut voor Zweefvliegen was hiermee wel definitief uitgespeeld, en het Instituut eindigde dus eigenlijk op dezelfde manier als het eerste initiatief op dit gebied, de ook in 1935 door J.W. Fransen opgerichte Nederlandsche School voor Zweefvliegers.
Ary Ceelen heeft daar in Thermiek (1999/3) eens een artikel aan gewijd.
Bovenstaande stukken zijn ook terug te vinden in het Nationaal Archief: Archieven Rijksluchtvaartdienst 5.016.5240, toegang 7369.