Vliegtuigenfabriek
Bannet te Zeist
Schneider
laagdekker PH-TCG
Bannet SV.2 (of SV 2, of S.V.2, of
Amsterdamsche
Aeroplaanfabriek “De Zwaluw” Terug
Vier titels boven één artikel, is dat niet wat veel van het goede? En terechte vraag, niet alleen voor jullie maar ik vraag me
ook al geruime tijd af óf er een verband is tussen deze zaken en zo ja welk. Mogelijk dat het eigenlijk vier dezelfde titels zijn!
Niet dat hier nu hét verlossende antwoord volgt, maar er wordt slechts een chronologische opsomming gegeven van in mijn
archief aanwezige documenten voorzien van enig commentaar.
Mogelijk dat de lezers hierop aanvullingen kunnen geven zodat er wat klaarheid komt in deze duistere zaken. In ieder geval is
het goed dat we er wat aandacht aan besteden zodat we de kans hebben het verhaal, of de verhalen, compleet te krijgen.
(N.B. Bovenstaande veronderstellingen zijn inmiddels gelogenstraft door de resultaten van voortgaand onderzoek.
Zie de drie naschriften aan het eind van deze pagina! )
* De eerste documenten in m'n archief betreffende het
toestel dat door de heer Groot gebouwd werd dateren van begin 1936.
Op 16 januari 1936 vraagt de heer T.C. Groot de directeur van “Naaml. Vennootschap HOUTHANDEL voorheen T.C. Groot”
bij zijn bezoek aan de
Luchtvaartdienst wat de kosten voor de keuring van te bouwen kleine
sportvliegtuigen zijn.
Dat bleek ƒ 250,- zijn en op zijn verzoek of het niet voor ƒ 50 kon, kreeg hij van een lagere ambtenaar een een antwoord waaruit
hij
begreep dat, na ruggenspraak met de in vergadering zijnde directeur, deze
daarmee instemde.
Daarover ontstond vlak daarop verschil van mening.
De heer Groot deed daarop (op 13.2.1936) nogmaals
schriftelijk een beroep op de Directeur.
Hierbij omschreef hij zijn project als: “De bedoeling is by gebleken geschiktheid van de machine, welke door eenige zeer
ondernemende jonge menschen, welke dagelyks in de vliegtuigindustrie werken, wordt gebouwd, in serie bouw zal worden voortgezet.
Persoonlyk interesseer ik my er in zooverre by te trachten een machine te bouwen, welke aan een behoefte
voldoet, eenige jonge menschen
vooruit te helpen en de nationale industrie te bevorderen”.
De reactie van de directeur kan alleen maar zeer coulant genoemd worden, hij ging ermee akkoord dat de heer Groot bij de aanvraag
een bedrag van ƒ 50,- stortte en dat, “zoodra blijkt, dat de keuringsonkosten het bedrag van ƒ 50,- overschreden hebben,
Gij
het ontbrekende bedrag tot een maximum van ƒ 200,- zal dienen bij te betalen”.
* Op 22 mei 1936 stuurt Vliegtuigenfabriek Bannet te Zeist “teekeningen en verdere vereischte bescheiden voor een sport- en
lesvliegtuig” naar de Luchtvaartdienst met het verzoek “... deze aanvrage met de grootste spoed te willen behandelen, opdat
wy zoo spoedig mogelijk met de bouw
van het toestel kunnen beginnen”.
Ook in de begeleidende brief vraagt de schrijver, Jos Bannet, om een mogelijke vermindering van het voor een keuring geldende
tarief.
En de daad bij het woord voegend, gireert hij alvast ƒ 150,-.
Per kerende post krijgt hij dus het verzoek de resterende ƒ 100,- snel over te maken.
Hierover wordt nog wat door gecorrespondeerd, het enige voor ons belangrijke feitje daarin is, dat de heer Bannet ergens als
argument voor tariefs-vermindering zegt dat het gewicht van z'n toestel slechts
Een en ander wekt de indruk dat we nu te maken hebben met
twee verschillende projecten.
Dan valt de zaak nogal stil en in augustus 1936 stuurt de directeur van de RSL, de heer Wolff, een brief aan de Luchtvaartdienst
met het voorstel de BvL/BvG-aanvraag van “het vliegtuig van den Heer Bannet (type SV2) vervallen te verklaren.”
(Trouwens, niet alleen van dat toestel maar van ook de Ford PH-AKE, en het
toestel van de heer Hoos, de PH-29. HD).
De heer Bannet reageert desgevraagd ontkennend en de
aanvraagprocedure wordt gewoon voortgezet.
De volgende (zeer) noemenswaardige brief is er een van C. Koning van de RSL aan de directeur van de Luchtvaartdienst
d.d. 25.8.1936: “... bericht ik u dat tot mijn spijt een vergissing in mijn vorige schrijven is geslopen. De Heer Bannet is
genoemd als constructeur van het vliegtuig type SV 2. Dit is onjuist, de Heer Groot is de constructeur. Intusschen
vernam ik van deze, dat hij den bouw van zijn
vliegtuig slechts tijdelijk gestopt heeft en thans den aanbouw zal voortzetten”.
En we zien dus dat bij het Bannet-vliegtuig ook een heer
Groot opduikt.
* Dan blijft het weer geruime tijd stil. In december 1936 komt er van NLL-zijde (RSL heet nu NLL! HD) enig commentaar op
de op 26 mei
ingeleverde sterkte berekeningen en op het brandstofsysteem van de SV 2.
* En volgt m.i. een sterke aanwijzing dat we het
eigenlijk over één en hetzelfde toestel hebben.
Een brief van de directeur van de Luchtvaartdienst aan de directeur van het NLL d.d. 21 juli 1937 met in de kop
“Keuring PH-TCG” en in de tekst “...dat door den Heer Groot op 14 juli 1937 wederom een aanvraag voor uitreiking van
een bewijs van
luchtwaardigheid van het door hem te bouwen vliegtuig, type SV2, is ingediend.”
Of er waren op dat moment twee exemplaren van de SV
* Op 23 juli 1937 krijgt de heer H.J. Takens (een bekend inspecteur van het RSL c.q. NLS. H3) het officiële verzoek “... toezicht
op den aanbouw te doen uitoefenen op het volgende vliegtuig: fabrikant: TC Groot, Hamerstraat 16, Amsterdam(N). type: S II.
Omschrijving: eenmotorig, tweepersoons, laagdekker
sportvliegtuig.”
Dan volgt er nog wat correspondentie tussen de Luchtvaartdienst en de heer Groot over ontbrekende stukken die bij een
aanvraag voor een Type-BvL overhandigd dienen te worden, zoals sterkteberekeningen gewichts- en zwaartepuntcalculaties,
bewijzen van deugdelijkheid van onderdelen
(motor!) die van derden betrokken worden.
En tenslotte wordt, ook op 23 juli 1937, de “Commissie belast met de keuring van Luchtvaart-materieel” om advies gevraagd
omtrent de
uitreiking van een Type-BvL voor “vliegtuig
PH-TCG”
* Bovengenoemde Commissie schrijft op 20 september 1937 een brief aan de directeur van de Luchtvaartdienst betreffende:
“b.v.l. sportvliegtuig, eigendom A'damsche Aeroplaanfabriek De Zwaluw” met eigenlijk eenzelfde constatering als hierboven
over het niet compleet zijn van
de aanvraag.
“In opdracht van de Commissie moge ik Uwe aandacht vestigen op de omstandigheid, dat de Amsterdamsche
Aeroplaanfabriek “de Zwaluw”, tot nu toe de gegevens voor het verkrijgen van het bewijs van luchtwaardigheid voor haar
sportvliegtuig, type S
II, niet volledig heeft ingediend.”
En koppelt aan deze constatering het verzoek of de
Luchtvaartdienst de aanvrager op deze omissie wil wijzen.
Op 27 september gaat er een brief (weer betreffende “keuring vliegtuig PH-TCG” ) uit van Het Hoofd Van De Afdeling
Luchtwaardigheid aan de heer Groot dat er na de aansporing van 23 juli 1937 weliswaar “eenige gegevens zijn ontvangen,
maar dat er echter nog steeds verschillende ontbreken”.
Alleen uit het feit dat deze documenten uit hetzelfde dossier afkomstig zijn en in dezelfde documentnummering opvolgend zijn,
kan
geconcludeerd worden dat deze laatste brief 'veroorzaakt' werd door de eerste.
* Dan volgt een interessant intermezzo. De heer Sesink, Districtscommandant van de Rijksveldwacht vraagt begin
december 1937 aan de directeur van de Luchtvaartdienst inlichtingen over de heer Groot: “... betreffende de heer Groot en
zijn vliegtuig (type S.V.2) in verband met een uitnoodiging van deze aan Z.K.H. Prins Bernhard tot een bezoek een de
fabriek aan de Hamerstraat.”
Uit het antwoord citeer ik het volgende: “Hij bouwt een sportvliegtuig volgens een eigen ontwerp met behulp van werklozen
en arbeiders van Fokker. Hij heeft indertijd keuring van zijn vliegtuig aangevraagd.
De keuringsaanvraag is echter vervallen verklaard, omdat de kosten verbonden aan deze keuring, niet gestort werden.
Ons laboratorium (de vroegere Rijks-Studiedienst voor de Luchtvaart) heeft geen keuringwerkzaamheden verricht en zeker
niets goedgekeurd, zooals de Heer Groot (aan Z.K.H. Bernhard. H3) schrijft. De ambtenaar belast met het toezicht op den
aanbouw van nieuwe vliegtuigen heeft de fabriek van Groot tweemaal bezocht. Hij kreeg hierbij geen gunstigen indruk van
het vakmanschap en van de organisatie van de fabriek. Omtrent hetgeen ná Maart 1937, toen de keuringsaanvraag
vervallen werd verklaard, is gebeurd, is mij niets bekend.”
w.g. E.B. Wolff.
* Op 10 december 1937 geeft de directeur van de Luchtvaartdienst weer een kort overzicht van een paar lopende BvL-aanvragen
waar 'iets mee aan de hand is. Zo kan de aanvraag voor een B.L. van de PH-WPK (crash 10.7.1935) vervallen en de controle
op de reparatie worden gestaakt, “... van de firma Bannet en den heer CAD van Hoos heb ik eveneens inlichtingen gevraagd,
doch geen antwoord ontvangen.”
Door miscommunicatie tussen NLL en Luchtvaartdienst was controle door het NLL wel voortgezet en de volgende stukken gaan
eigenlijk over
het weer synchroniseren van de activiteiten van beide instituten:
11.12.1937 “... deel ik u mede dat mij gebleken is dat het niet onmogelijk is dat de controle op de aanbouw van het
vliegtuig S.V.B. na Maart 1937 door de Luchtvaartdienst
is voortgezet”
27.12.1937 “... heb ik de heer Bannet gevraagd of na de laatste inspectie (aug.'37) onder deelen gereedgekomen zijn.
Hij antwoordt hierop, in tegenstelling met de aan U (Dir. LID. H3) gedane mededeeling, dat de bouw van zijn vliegtuig
eerst in het
voorjaar van 1938 voortgezet zal worden.”
En op 8 januari geeft het NLS aan de Luchtvaartdienst een overzicht hoe de stand van de keuring van het vliegtuig van Bannet
op dat
moment is:
1. De
aanbouwcontrole en de controle op de materiaaleigenschappen van het vliegtuig
heeft plaatsgevonden voor
zoover het vliegtuig gereed is. De heer Takens is hiervan volledig op de
hoogte, zoodat verdere toelichting
waarschijnlijk niet nodig is.
2. De
sterkte berekening is gecontroleerd. Ik heb daarover een aantal opmerkingen
gemaakt, die nog niet
beantwoord zijn. Bijgaand zend
ik u de gegevens noodig voor de verdere behandeling van deze zaak, n.l.
- de sterkteberekening
- de teekeningen
- afschrift van mijn brief
van 3 december 1936.
3. Vliegproeven
moeten nog plaats vinden. Omtrent het benzinesysteem werd dezerzijds reeds een
opmerking, waarvan
ik u bijgaand afschrift zend (mijn schrijven van 8 december 1936)
gemaakt. Omtrent de motor, welke ingebouwd
zal worden werden nog geen gegevens ontvangen.
* Als laatste: de kosten van de “Werkzaamheden in verband met de aanvraag van een b.l. voor het
vliegtuig van den
Heer Bannet, voorzoover deze in
1937 plaatsvonden” bedroegen:
ƒ 21,-.
Naschrift(1):
Nico Geldhof keek er de maandverslagen van de hierboven
genoemde inspecteur H.J. Takens op na.
Ook deze spreekt in zijn verslag van 1.1.1938 over een sportvliegtuig van hr. de Groot (in aanbouw) te Amsterdam én een
sportvliegtuig, type B-3 (in aanbouw) te Zeist.
In zijn rapport van 1.5.1938 beschrijft hij het 'Zeist-exemplaar' als “passagiersvliegtuig, 4-persoons, metalen romp, houten
vleugel.”
Zijn laatste vermelding was in het verslag van 1.6.1938
waarin hij ze weer allebei afzonderlijk noemt.
Omdat we weten dat het 'Amsterdam-toestel, de PH-TCG dus, een 2-persoons toestel was, en hier het “Zeist-toestel'
4-persoons genoemd
wordt zouden we moeten concluderen dat het hier twee verschillende toestellen
betreft.
Naschrift(2):
Uit de verslagen van de Luchtvaartdienst aan de Commissie
voor de Keuring van Luchtvaartmateriaal haal ik de volgende gegevens.
In juli 1937 werd de volgende BvL-aanvraag ingediend:
Fabrikant: T.C. Groot
Type:
S 2
Fabrieksnummer: 1
Aanvraagnr. L22-148; kenmerk PH-TCG
Bijzonderheden: geene
En deze aanvraag blijft daarna in de administratie als
zijnde in behandeling.
De verslagen van januari 1938 t/m october 1938 heb ik niet in m'n archief (wie wel?) maar in dat van november 1938 staat
als een
“voortgezette behandeling”:
Fabrikant: Bannet
Type:
Laagdekker
Fabrieksnummer: B - 3
Aanvraagnr. L12B-2
Bijzonderheden: geene
Terwijl in dat verslag óók de PH-TCG nog bij de “voortgezette behandelingen” staat.
En beide blijven op die manier vermeld t/m
het laatste uitgebrachte rapport van juni/juli/aug/sept-1939.
En dat leidt tot twee conclusies:
1. Het zijn verschillende projecten
2. De aanvraag van Bannet werd in de periode 1/1-1/11 ingediend.
Naschrift(3):
Hoewel het toestel hierboven consequent als Bannet werd aangeduid is inmiddels gebleken dat Bannet weliswaar de
fabrikant was, maar dat het niet door Bannet was ontworpen maar door de heren ir. J. Kelder en G.H. Stokfleth van de
Stichtsch-Gooische Kleine Luchtvaart. En zoals boven werd gezegd, de constructeur was een heer Groot.
De heren Kelder en Stokfleth stonden ook mede aan de wieg van deze club en bij de oprichting was het de bedoeling dat
de kleine luchtvaart bevorderd zou worden middels de bouw van een 2-persoons volksvliegtuig gebaseerd op een
voorlopige schets van voorzitter Van Pelt.
De heren, en de club, gingen voortvarend te werk en op 14 februari 1936
presenteerden zij hun plannen tijdens een
clubbijeenkomst in hotel Bruggeman te Zeist.
Het zou een 2-persoons laagdekker worden met een open cabine. De vleugels zouden een lichte V-vorm krijgen en de
binnenste vleugeldelen zouden één geheel met de romp vormen, de buitenste delen werden daar scharnierend aan
bevestigd.
Als motor was gekozen voor een Poinsard 4-takt motor van 38 pk.
Lengte romp 6,5 m, gewicht 422 kg, vleugeloppervlakte 15 m2. Topsnelheid 150 km/u, Landingssnelheid 50 km/u.
In het Nationaal Archief zijn onder diverse toegangen gegevens van het toestel te vinden, o.a. uitgebreide berekeningen-
pakketten. Maar helaas, tot op heden heb ik geen enkele afbeelding aangetroffen!
Hoewel de club, zoals gezegd, voortvarend te werk ging, besefte men al snel dat er zomer 1936 zeker nog niet gevlogen zou
worden zodat er al vlug serieus over zweefvliegen werd gedacht.
In dit stadium verschijnt de heer Bannet op het toneel. Hij biedt aan het toestel in zijn fabriek, en voor zijn risico, te bouwen en
het afgebouwde toestel dan voor de kostprijs aan de club over te doen.
Met algemene stemmen werd de koerswijziging richting zweefvliegen aangenomen.
De heren Stokfleth en Van Pelt bleken bereid het examen voor vliegtechnicus te gaan afleggen, terwijl de heer Warnaar,
een ervaren vlieger van Soesterberg, bereid bleek op Noordwijkerhout ook zijn zweefvliegbrevet te gaan halen.
Het bestuur was toen al bezig een zweefvliegtuig aan te schaffen.
Lukte dit toch niet dan zou de heer Stokfleth, in samenwerking met de heer Bannet, in de fabriek van de laatstgenoemde een
zweefvliegtuig bouwen. De bouwtijd zal ca. 6 à 8 weken zijn terwijl de kostprijs ongeveer. ƒ 300, - zal bedragen.
Feitelijk was de ontwikkeling van het vliegtuig geheel 'overgeheveld' naar Bannet en waren de heren ontwerpers in dienst
getreden van deze firma.
Naar goed(?) vaderlands gebruik viel de de club uiteen, de Gooise leden scheidden zich af en richten een eigen club op:
De Hilversumse Zweefvlieg- en Kleine Luchtvaartclub. Deze club bestaat nog steeds onder de naam Gooise Zweefvliegclub.
Van de Stichtsch-Gooische Kleine Luchtvaart is na de oorlog niets meer vernomen.
Van vliegtuigbouw bij Bannet is niet veel terechtgekomen. Van het motorvliegtuig zijn weliswaar onderdelen gebouwd, maar
over de bouw van een zwever is verder niets meer vernomen.
Wèl werden een tweetal Zöglings gebouwd in de werkplaats van de heer Van Pelt, in de Zeister Zweefvliegtuigfabriek dus,
aan de Steniaweg 13 te Zeist. Eén voor de oorspronkelijke SGKL (PH-48) en één voor de HZKL (PH-47).
Oók in bovengenoemde werkplaats werden de twee Koekoek's gebouwd, de PH-28 en de niet afgebouwde PH-48.
(Coll. H. Dekker)
Naschrift (3) is vrijwel geheel gebaseerd op de berichtgeving in "De Vliegsport" in die periode.
